[Joan Bax]
BAX (Joan) of Bacx, de oudste van een drietal heldhaftige broeders die zich, als dappere voorstanders der Nederlandsche vrijheid, gedurende den worstelstrijd tegen Spanje, voordeelig hebben onderscheiden en de Nederlandsche ruiterij tot sieraad verstrekten. Reeds in 1579 vinden wij hem vermeld als Gouverneur van Heusden, doch bij schijnt die waardigheid niet langer dan tot in 1584 bekleed te hebben, want in dat jaar werd dat ambt waargenomen door Jonkheer Christoffel van IJsselstein.
In 1586 was Bax lid van den krijsraad, die Lubbrecht Turk, Heer van Hemert, wegens het overgeven van Grave aan den vijand, ter dood veroordeelde.
Leicester vertrouwde hem in 1587 het bevel over het slot te Muiden toe, dat hij hem beval, onder geen voorwendsel te ontruimen, daartoe onder anderen hem voorhoudende het versje:
Den toom van 't groote paard.
Doch die van Amsterdam, welke stad met het groote paard bedoeld werd, dit slot liever met hun eigen krijgsvolk bezet ziende, wisten hem er met een zacht lijntje af te krijgen. In den slag bij Nieuwpoort, den 2. Julij 1600, onderscheidde hij zich door dapperheid. Zijne gemalin was Maria van Huchtenbroek, eene zuster van zijne krijgsmakker Johan van Huchtenbroek.
Zie van Reyd, Nederl. Oorlogh., bl. 101; Hooft, Veroolg der Neederl. Histor., bl. 232; Oudenhoven, Beschr. van Heusden, bl. 194 en 210; Wagenaar, Vaderl. Hist., D. VIII. bl. 205; (Schuller tot Peursum) Krijgsbev, bij Nieuwpoort, bl. 39 en 40.