[Derck Reinier van Bassum]
BASSUM (Derck Reinier van), een zoon van den voorgaande, werd Burgemeester van Arnhem, en was aldaar een man van groot gezag. Hij behoorde tot die Regenten welke zich voor de handhaving van de oude voorregten verklaarde.
Bij het herleven der onlusten in Gelderland in 1707 werd hij met zijnen ambtgenoot Willem Adriaan Bouwensch, aan het hoofd van eenige vrijwillige burgers, met drie of vier stukken naar Wageningen gezonden en nam die stad in. Dit had ten gevolge dat hij, toen de zaken in het zelfde jaar eene andere wending kregen, niet slechts werd afgezet, maar zelfs uit Arnhem gebannen. Hij begaf zich toen naar Tiel, waar hij zich met ijver op de Vaderlandsche geschiedenis en de geslachtrekenkunde toelegde. Vele van zijne handschriften worden alsnog op het huis te Appeltern bewaard.
Hij overleed in hoogen ouderdom te Tiel, en liet bij zijne echtgenoote Johanna van Wyhe tot Echtelt, twee dochters na, van welke eene de moeder was van Johan Derck van der Capellen tot den Poll.
Van Bassum heeft zich ook in de geleerde wereld bekend gemaakt, zoo door eene uitgegeven Verdediging van zijn gedrag, als door zijne kunde in de Latijnsche taal en door eene Verhaudeling.