[Johannes Basius]
BASIUS (Johannes) of Jan Baes, geboren te Leeuwarden in 1548, legde aldaar en te Haarlem de gronden zijner studiën, welke hij verder te Leuven voortzette; reisde vervolgens naar Frankrijk, waar hij tot Meester in de Regten bevorderd werd. Met grooten roem naar zijne geboortestad teruggekeerd, beoefende hij er eenige tijd de praktijk, en schreef tot vermeerdering van zijnen roem:
Paradoxarum Disputationum Juris civilis Libri IV, quibus dubiae Jurisconsultorum traditiones et responsa examinantur ac reconsiliantur, Basil. 1575, in folio; waarbij hij eeaardig verhaal van de herfstvacantie in Latijnsche verzen voegden
Verdacht van de Hervorming te zijn toegedaan, moest hij Friesland verlaten. De roem van zijne bekwaamheid deed hem echter door de Regeringvan Delft tot Secretaris van die stad benoemen. Bij het ontstaan van misnoegen tegen Spanje, voegde hij zich spoedig aan de zijde van den Prins van Oranje, die hem later in vele gewigtige zaken gebruikte, zoo als tijdens 's Prinsen verblijf in Duitschland, tot het verzamelen van penningen ten dienste der goede zaak, alsmede om op 's Prinsen naam nieuwe bestellingen ter zee uit te geven en de te voren verleende lastbrieven in te trekken. In het voorjaar van 1568 zond de Prins hem naar de Hollandsche steden, om deze zijne plannen bloot te leggen, Altijd zeer bedrijvig ten dienste der goede zaak, vond hij in dat zelfde jaar met Reinier Kant, middel om 1300 geweren, welke door Sonoy te Wezel gekocht en gedeeltelijk te Bremen, gedeeltelijk te Koesveld waren aangekomen, in het leger van Graaf Lodewijk te bezorgen. Hij bragt den Admiraal Adriaan van Bergen, Heer van Dolhain, die met de schepen onder zijn bevel, zoowel vriend als vijand aantastte, en van wien den Prins geene afrekening der buitgelden kon bekomen, tot rede; ook wist hij te bewerken dat 's Prinsen schepen, welke eerst te Emden werden terug gehouden, minder scherp bewaakt werden en alzoo onder oogluiking konden uitzeilen. In 1570 vertrok hij naar Engeland, om bij 's Prinsen Admiraal Guislain van Fiennes, Heer van Lumbres, te weeg te brengen, dat op de ongeregeldheid van het bootsvolk beter werd toegezien, en de vrijbuiters zonder 's Prinsen last varende, gestraft werden; terwijl hij tevens op aanschrijving van den Prins zorgde dat de schepen, die Anna van Oostenrijk, bruid van Filips II, Koning van Spanje, van Vlissingen derwaarts overbragten; geen overlast
geschiedde; tevens ontving hij voor den Prins het aandeel in de buitgelden.
In latere dagen bleef hij Prins Willem I als Raad bij, verwierf de dankbaarheid voor zijne goede diensten en stierf te Delft den 11 September 1596. Hij was gehuwd met Sophia van Maasland; eene dochter van hem trouwde met Jan Graswinkel, en was bij dezen moeder van den beroemden Dirk Graswinkel.
Zie Bor, Nederl. Oorlogh, B. V. bl. 289 (208) en volg. B. XXXIII, bl. 235 (57); Hooft, Nederl. Histor. bl. 166, 198, 204 en 206;