[Dirk Bas]
BAS (Dirk), geboren te Amsterdam in de laatste helft der zestiende eeuw, was een zoon van Jacob Bas Claaszoon, Burgemeester te dier stede, en van Margaretha Corde. In 1566 in de Regering zijner geboortestad gekomen, verwierf hij zich veel roem. Diensvolgens werd hij in 1610, met Jacob van Wassenaer, Heer van Obdam, en Rombout Hogerbeets, Raadsheer in den Hoogen Raad, naar Denemarken gezonden, ten einde te trachten den vrede tusschen dat Rijk en Zweden te bewerken, doch zij keerden eerlang terug, zonder in hun oogmerk te zijn geslaagd. Bas werd te dezer gelegenheid met de ridderlijke waardigheid vereerd.
Ofschoon hij in 1618 aan de Regering bleef, werden evenwel zijne gematigdheid en bescheidenheid, zelfs door de Remonstranten, geprezen; zoo als blijkt uit een geschrift van Arnoldus Geesteranus, gesteld voor zijne kinderen, wegens zijne gevangenneming te Amsterdam, vervoer naar, verblijf op en vlucht van Loevestein, waaruit men ziet dat Bas de vervoering van Geesteranus zoo lang tegenhield als hij kon, en hem gaarne zou ontslagen hebben.
In 1622 was Bas Lid van dat kostbare en aanzienlijke Gezantschap, hetwelk naar Engeland werd gezonden, zoo om de gerezene geschillen over de Oostenrijksche zaken te vereffenen, als om Koning Jacob meer voor de belangen van den Staat te winnen. Francois van Aerssen, Heer van Sommelsdijk, Hendrik van Tuyl van Serooskerke, Heer van Stavenisse en Rijnhuize, en Noël de Caron, Heer van Schonewal, waren zijne medebenoemden. Ook was hij in het jaar 1629 een der Gecommitteerden van de Staten-Generaal, die Prins Frederik Hendrik naar het beleg van 's Herogenbosch vergezelden.
Hij was zeer gezien bij den Historieschrijver Pieter Cornelisz Hooft, die zijnen Hendrik de Groote aan hem opdroeg. Tweemaal was hij gehuwd geweest, eerst met Geertruda Schauck, daarna met Margaretha Snouck.