[Niklaas Barkey]
BARKEY (Niklaas), geboren te Bremen in het jaar 1709, werd den 9den Junij 1732 Proponent te Amsterdam, en den 6den November 1732 als Predikant te Kleverskerke, op het eiland Walcheren in Zeeland, heroepen, van waar hij, na ruim 10 jaren lang het woord des Heeren met allen ijver te hebben verkondigd, op den 12den Julij 1744, te Hulst in den dienst werd bevestigd, waar hij verbleef tot op den 4den Februarij 1751, toen de gemeente van Middelburg hem tot haren Leeraar verkoos. Na hier drie jaren te zijn geweest, werd hij, den 4den Julij 1754, in zijne vaderstad Bremen tot Predikant en Hoogleeraar in de Godgeleerdheid beroepen. Intusschen bekwam hij den 20sten December van dat jaar aan de Hoogeschool te Groningen den eeretrap van Doctor Theologiae. In het jaar 1766 tot Herder en Leeraar in de Hoogduitsche Kerk te 's Gravenhage beroepen, werd hij vervolgens aldaar tot Hoogleeraar aangesteld en overleed er den 18den Junij 1788. Zijn lijk werd bij Scheveningen, in de open lucht, op het kerkhof Ter navolging begraven. Barkey was een geleerd man, die zich niet weinig roems, in het gemeenebest der letteren verworven heeft, door zijne uitgebreide kundigheden in de godgeleerdheid, kerkelijke geschiedenissen en alle andere takken van wetenschap; waarvan tot levendige bewijzen strekken, zijne veelvuldige uitgegevene werken, als daar zijn:
Bibliotheca Bremensis, 12o.
Bibliotheca Hagana, 12o.
Musaeum Haganum, 12o.
Symbolae Haganae, 12o.
De Veylige Weg tot een genoeglyk lichaamelyk, gelukkig, geestelyk en het zalig Eeuwig leven, inzonderheid onder de geduchte Roede van Gods hand, zoo slaande als dreigende, ter verheerlyking van zyne ontsachelyke Rechtvaerdigheid en Goedertierentheid; voorgesteld in eenige Leerredenen aan Nederlands Inwoonderen. Waar agter nog komt een Aanspraak aan zyn gemeente te Hulst, na dat de Stadt aan de Fransche Kroon is overgegaan; met eene Korte schets van de wijze, op welke die Stad is belegerd en overgegeven enz. Rotterd. 1747. 4o.
Noodige Waarschouwing tegen het ligtvaardig gebruik van Gods naam. Amst. 8o.
Het Verloste Hulst, tot bestendige Dankbaarheid opgewekt, wegens de langgewenste ontruyming der Franschen den 28 January 1729. Of Jezus getrouwe Raadt en Waarschuwing, aan den geraakten, om niet meer te zondigen, op dat haar niet wat ergers geschiede, uyt Joh. V:14. Amst. 1749. 4o.
Ook zag van hem het licht:
J.F. Jacobi, Het Hooglied, door eene gemaklijke en eenvoudige verklaring van de bezwaren tegen het zelve ingebragt, vrijgesproken, met eene Voorrede van N. Barkey. Leid. 1774.
Dit laatste werkje, waarin de meening werd geopperd, dat het Hooglied niets anders was, dan een verheven dramatisch, oostersch zangstuk, waarin personen onder zekere houdingen en