Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Eerste en tweede stuk
(1854)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Pieter Barbiers]BARBIERS (Pieter) Bartholomeusz., geboren den 25sten Januarij 1772, te Amsterdam, was een zoon van den voorgaande, en werd door zijnen vader tot de kunst opgeleid. Hij vestigde zich later te Haarlem, waar hij onderwijs gaf in de teekenkunst. In de tijd, die hem van zijne lessen overschoot teekende en schilderde hij landschappen en historiestukken. Meer dan eens werden zijne teekeningen door de Maatschappij Felix Meritis bekroond; zoo behaalde hij in 1804 het accessit op eene Historische teekening, voorstellende, het smeeken om vergiffenis door de weduwe van Oldenbarneveld, bij Prins Maurits voor haren zoon; in 1807 de gouden medaille op eene teekening verbeeldende de moeder van Biton en Cleobis de Godinne Juno smeekende om vergelding voor deze hare zonen wegens hunne moederlievende daad; zijnde het voorttrekken van den wagen, waarop zij was gezeten bij den plegtigen optogt van Argos naar den Tempel van gemelde Godinne; en in 1810 weder de gouden medaille voor eene teekening ten onderwerp hebbende het oogenblik, waarop Pieter Dirkszoon Hasselaar, toen men, den 10 Julij 1573, na de overgave van Haarlem aan de Spanjaarden, zijne broeder in zijne plaats wilde gevangen nemen, deze woorden uitte: ‘zoo gij den Vendrich zoekt, laat dezen los; ik ben het’Ga naar voetnoot(1); terwijl in het jaar 1816 zijne schilderij voorstellende: Den blinden Oedipus, van zijne dochter Antigoné verzeld, rustende in een boschje aan de wraakgodinne geheiligd, wordt door een Atheensch burger bevolen, deze plaats te verlaten, | |
[pagina 113]
| |
waarbij hij zich herinnert aan de Godspraak van Apollo aan hem gedaan, betreffende zijn sterfuur, wel den uitgeloofden prijs niet behaalde maar toch op eene vereerende wijze, der tentoonstelling waardig gekeurd werd. In 1824 werd de bijprijs aan zijne schilderij voorstellende: het onderhoud van den Profeet Nathan met den Koning David, wegens het gebeurde met Urias; en wel in den oogenblik dat Nathan, tegen David zegt: ‘Gij zijt die man,’ toegekend. Een gedeelte der bouwvallen van de vermaarde abdij te Rijnsburg werd door Barbiers in 1812, weinig tijd voor het sloopen daarvan, geteekend en door Joannes Pieter Visser Bender in het koper gekragt, ook bestaan er eenige prentjes van zijne hand in aqua tinta manier vervaardigd. Barbiers overleed den 10 September 1837 aan eene beroerte. Bij zijne echtgenoote Maria Geertruida Snabillé, die wij later mede als schilderes zullen aantreffen, liet hij zeven kinderen na, twee zonen, Pieter Barbiers, die volgt, en Willem Frederik Barbiers, geboren 10 September 1815, thans Evangelisch-Luthersch Predikant te Gouda, en vijf dochters, onder welke eene, Maria Geertruida Barbiers, gehuwd met den landschapschilder Pieter de Goeje, mede de kunst beoefent. Het portret van Barbiers vindt men in het Studieprentenboek van J.E. Marcus.
Zie Algem. Konst. en Letterb. van 1807, D. II. bl. 301, van 1811, D. I. bl. 11 en 117, van 1817, D. I. bl. 86, van 1824, D. II. bl. 349, van 1837, D. II. bl. 178 en 179; van Eynden en van der Willigen, Geschied. der Vaderl. Schild. D. III. bl. 164 en 165; Immerzeel. Levens en Werken der Kunsts. |
|