eindigde de loopbaan van hem, dien men om zijne kloekmoedigheid den Geessel der Spanjaarden en schrik der Portugezen noemde. Hij stierf op de terugreis, in 1647, den roem nalatende van een der beste zeeofficieren van zijne tijd te zijn geweest. Men opende en zoutte, naar het gebruik van die tijden, het lijk en ofschoon hij zeer zwaarlijvig geweest was en sterk riekte, wilden zijne zonen, die beide aan boord waren, niet gedogen dat de kist over boord gezet werd. Hieruit ontstond zulk eene verschrikkelijke stank, dat alle gezouten spijzen op het schip smakeloos werden. Hij was gehuwd geweest met Adriana Jans die hem drie zonen schonk, Adriaan van Trappen, gezegd Banckert, die volgt; Joos van Trappen, gezegd Banckert, als Kapitein ter zee gesneuveld in 1653 en Johan van Trappen, gezegd Banckert, die mede hierachter volgt. Men vindt 's mans afbeeldsel door Udemans en door eenen andere zonder naam des plaatsnijders.
Zie de La Rue, Staatk. en Heldh. Zeel. bl. 127-131; Commelijn, Leven van Fred. Hend. D. I, bl. 38, volg. D. II, bl. 32; Halma, Tooneel der Vereen. Nederl. van Haren, Geuzen uitg. van Bilderdijk bl. 228; van Wijn, Nalez. op de Vaderl. Hist. van Wagenaar, D. II, bl. 236 en 237; Kok, Vaderl. Woordenb., D. V, bl. 86-90; Chalmot, Biogr. Woordenb., D. II, bl. 79-82; Biogr. Nationale; van Kampen, Vaderl. Karakt., D. II, bl. 275; Aanh. op het Woordenb. van Kunsten en Wetens. door G. Nieuwenhuis; Engelbert Gerrits, Heldend. ter Zee, D. I, bl. 332; de Jonge, Nederl. Zeew. D. I.