gezonden naar Koevorden, ten einde te spreken met zijne zuster Cornelia van Lannoy, met wie hij een langdurig en heimelijk gesprek hield. Alvorens Rennenberg nu openlijk de Spaansche zijde koos, wilde hij zich nog van eenige plaatsen verzekeren, die tegelijk met Groningen, hetgeen hij zou doen omslaan, zich voor den Koning verklaarden; diensvolgens zond hij Bailly naar Harlingen, die aldaar door de burgers, welke reeds achterdocht tegen Rennenberg hadden opgevat, werd gevangen genomen en onderzocht. Toen men nu bij hem een schoon papier vond, dat van de eigen handteekening en van het zegel van Rennenberg voorzien was, deed men dit door hem invullen, met bevel aan de bezetting, om op het zien van dat stuk het blokhuis aan de burgers in te ruimen, met bijvoeging der belofte dat de ondergeteekende voor de betaling van hunne soldij instond. Door deze list geraakte de bezetting den 5den Febr. 1580 uit het slot. Onder de raadslieden van Rennenberg, die de Staatsgezinden verdacht voorkwamen en die van den Corput hem raadde ten minste voor eenen tijd van zich te verwijderen, wordt ook Bailly genoemd. Wat er verder van Bailly geworden is vinden wij niet vermeld.
Zie Fresinga, Memoriën, bl. 177-181 en 190; van Loon, Nederl. Historip., D. I. bl. 281; Wagenaar, Vaderl. Hist., D. VII, bl. 320-322; Kok, Vaderl. Woordenboek; Chalmot, Biogr. Woordenb.