vaart bij Utrecht gevangen genomen en teekende de overeenkomst in het jaar 1489 met de Rotterdamsche Hoekschen, wegens de brandschatting van 's Gravenhage, gemaakt. Hij overleed in het jaar 1494, na in 1486 tot Ridder te zijn geslagen en liet, bij zijne huisvrouw Catharina van Boshuysen Floris dochter, geene kinderen na. Zijn wapen was van keel met eene opene broek zonder banden van zilver, met voering van goud.
Zie S. van Leeuwen, Butavia Illustrata, bl. 826.; K. van Alkemade, Jonker Fransen Oorlog, bl. 180.; Tegenwoordige Staat der Vereenigde Nederlanden, D. VII. bl. 116 en 117.