[Willem van der Aa Jansz.]
AA (Willem van der) Jansz., was in 1641 Secretaris, in 1645 Raad, daarna Burgemeester van zijne geboortestad, Rotterdam, en bekleedde achtervolgens onderscheidene stedelijke waardigheden, onder anderen nam hij, toen Pieter de Groot als Ambassadeur eerst naar Zweden en later naar Frankrijk gezonden was, in diens plaats den post van Pensionaris der stad waar en had veel gezag.
Daar hij een der heftigste tegenstanders van de bevordering des Prinsen van Oranje was, had hij, in 1672, veel van het opgeruid gemeen te lijden, hetwelk van de Regering eischte dat men hem in hechtenis zou nemen, aan dit verzoek kon echter niet voldaan worden doordien van der Aa afwezig was. Nu wreekte men zich op hem door zijn huis gedeeltelijk te plunderen. Ook te 's Gravenhage was de bevolking zeer op hem gebeten, zoodat hij, op den dag van den moord der de Witten eenige schutters ontmoetende, groot gevaar liep van het zelfde deerlijk lot, als dit broederpaar, te ondergaan. Hij werd uit de Regering gezet en stierf ambteloos, waarschijnlijk in 1681. Zijne vrouw Catharina Hartigveldt was door weldadigheid beroemd, inzonderheid door milde bijdragen tot het stichten van het weeshuis der Collegianten te Amsterdam.
Zie Historie der Rhijnsburgsche vergadering bl. 241; Wagenaar, Vaderl. Hist. bl. 77, 114, 176 en 222; Kok, Vaderl. Woord.; Chalmot Biogr. woord.; Mr. J. Scheltema, Staatkundig Nederland.