De zingende en speelende dienstmaagd(ca. 1805)–Anoniem Zingende en speelende dienstmaagd, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Een Nieuw Lied. DAt slegts myn Minnaar hier verschynt, By die hy wist zyn min te ontvonken, Dan zal het dadelyk Lente zyn, Dan zal het Veld met Bloemen pronken, Maar wat ik zie; Maar wat ik zie; O wat verdriet! O wat verdriet! Myn Minnaar die verschynt nog niet. 2. Geeft weer een woord dat myn ooren streelt, Als zy haar Minnaars stem zult hooren; [pagina 48] [p. 48] En op zyn toon zoo lieffelyk speelt, Dat zal haar stem veel meer bekooren, Maar ach ik hoor; Maar ach ik hoor; O wat verdriet! O wat verdriet! Myn Minnaar die en roept nog niet. 3. O Echo die ik honderdmaal, Vermoeit heb door myn pynelyk klagen, Hy kan, hy zal in 't Herderen dal: Ligt na zyn Minnaresse vragen, Zwyg stil, hy roept, Zwyg stil, hy roept, O wat verdriet! O wat verdriet! Myn Minnaar zingt nog niet. 4. O Minnaar waarom komt gy niet? U min die doet myn droevig klaagen, Het teedere noodlot dat my grieft, Maar zagt ik hoor myn ziels behagen, Ik zie hem komen, Ik zie hem komen, O wat geluk! O wat geluk! 'k Leef met myn Minnaar zonder druk. Vorige Volgende