Gij ligt mij aan 't harte.
Gij, gij, ligt mij aan 't harte,
Gij, gij, woont er steeds in;
Gij, gij, bron mijner smarte!
Weet niet hoe zeer ik u min.
Ja, ja, ja, weet niet hoe zeer ik u min.
Zoo, zoo, als ik u minne,
Zoo, zoo, min mij voortaan,
Dan, dan, zal mij van binnen,
Eeuwig het hart voor u slaan.
Ja, ja, ja, eeuwig het hart voor u slaan.
Doch, doch, durf ik vertrouwen,
Gij, gij, luchtig van aard,
Gij, gij, zoudt op mij bouwen,
Wist gij hoe lief gij mij waart.
Ja, ja, ja, wist gij hoe lief gij mij waart.
En, en, als schoon gescheiden,
Mijn, mijn, beeld u verschijn,
Dan, dan, wensch ik ons beiden,
In geest vereenigd te zijn.
Ja, ja, ja, in geest vereenigd te zijn.
|
|