De zingende zwaan, of vervolg op de Overtoompse markt-schipper
(1759)–Anoniem Zingende zwaan, of vervolg op de Overtoompse markt-schipper– Auteursrechtvrij
[pagina 90]
| |
Stem: Als 't begind.
O Holland schoon gy leeft in Vree!
Met Een-en-dertig Steden,
Omringt van Rhijn, Maas en de Noord-Zee;
In u zijn goede zeden:
Voorwaar op heden met beleyd,
Zal ik uyt goe genegentheyd,
Mijn schuldige pligt bewyzen,
Wie kan het Land volpryzen?
Voor eerst uyt Texel, 't Vlie en Maas,
Zietmen veel Scheepen vaaren,
Voorzien met menig Nobel Baas,
En veelerhande Waaren;
Zonder bezwaren zeer verblijd,
Door de bekende Waereld wijd,
Ziet men de Havens open,
Om Hollands Waar te koopen.
Zeylen Vrankrijk en Portugaal aan,
Ook 't Wijdberoemd Brittanjen,
En by den zwarten Mooriaan,
Italien en Spanjen;
Brengen Oranje-Appelen goed,
Zuyker, Rozijnen, Vygen zoet:
Geen Land en kan ik noemen,
Daar geen Hollanders komen.
Ziet Amsterdam dat is een Pronk
Schier van de heele Waereld!
Hoe wel 't is van een slegte tronk,
Nu is het als bepaereld!
't Gezigt my dwerreld daar voorby,
Zo loopt de Stroom genaamd het Y:
Amsterdam hoog verheven!
Wie heeft u Lof beschreven?
| |
[pagina 91]
| |
Haarlem schoon en Leyden vry,
Aan Meer en Rhijn gelegen,
De Stapel van de Wevery,
Hebt gy door Godes Zegen
Alhier verkregen, dies ik dwing
Mijn Tong, en zeg den Vreemdeling
Mag vredig by u woonen,
Gy Holland spand de kroonen.
Delft, Schiedam, Rotterdam en Dort,
Daar woonen veel Koopluyden,
Van haar aldaar gehandeld word,
In West, Noord, Oost en Zuyden;
Brengen weel kruyden, goed van smaak;
Ook Wijn en Bier tot ons vermaak:
De Scheepen gaan en keeren,
Uyt en in d'Maas braveeren.
Den Briel diend niet vergeeten hier,
Het is een schoon Lands-douwen;
Goeree, Heusden en Gorcom fier;
Schoonhoven en Tergouwen;
Daarziet men bouwen menig Kaas,
Opregt en goed voor Menschen Aas:
Vlas, Hennep ziet men sleepen,
Op Wagens en in Scheepen.
Geertruydenberg, Asperen ziet;
Heukelom en Vyanen,
Yzelsteyn en Leerdam 't werd bedied;
Ouwater, 'k moet vermanen;
Brouwt men van Granen lekker Bier:
Weezop had ik vergeeten schier:
Woerden, Naarden en Muyden,
Wie zou het al beduyden?
Hoorn, Medenblik en Alkmaar,
Munnikendam, Enkhuyzen,
Daar ziet men staag van Iaar tot Iaar
Vaaren veel Haring-Buyzen;
| |
[pagina 92]
| |
Al door het bruyzen van de Vloed,
Krijgt menig Zeeman kleyne moed.
Als Thetus met veel homp'len,
Haar in de Grond komt domp'len.
Edam voor 't lest en Purmerent,
Hier kan een yder bemerken;
Een-en-dertig Steden bekend,
In 't Graafschap. Wild versterken;
O Heer! Uw Kerken met u Woord,
Laatze opwassen voord en voord:
De Prins en Heeren Staaten,
Als ook ons Magistraaten.
En wy als Onderdanen vroom,
By haar in stilheyd leven,
Gerust onder ons Vygeboom;
Door Haat nog Neyd gedreven,
Elkaar aankleven zeer getrouw,
Af-staan van 't kwaad met groot berouw,
Yv'rig inden Gebeden,
Wens ik u Heyl en Vreeden.
|
|