De zingende zwaan, of vervolg op de Overtoompse markt-schipper
(1759)–Anoniem Zingende zwaan, of vervolg op de Overtoompse markt-schipper– Auteursrechtvrij
[pagina 85]
| |
Op een aangename Voys.
BEsneden Velden, gevlogten Boomen,
Aanhoord de Klagten die ik hier stort;
Ruyzende Beeken, vlietende Stroomen,
Voor een die mijn tot klagen port;
Hemels-blauw met u glinsterende flonken,
Ach! Zilvere Maan verduystert u glans,
Voor een die in de Liefde leyd verdronken;
Ach Cupido! Hoe kweld gy de Mans.
'tIs nu geleden maar weynig Dagen,
Mijn Oog viel op een Venus-beeld;
Zedert dien teyd zo heb ik gedragen
Een smert, die mijn gestadig speeld:
Door al mijn zinnen en mijn gedagten;
Ach! ach! hoe zal het met mijn der nog gaan?
Zal ik der nog langer moeten wagten,
Eer dat de Vloed droogt van mijn getraan.
Die Nagt als Phebus Gulde Stralen
Gedoken was in den Oceaan,
Kwam zy mijn in de Zinnen malen,
Daar ik lag op het Dons der Zwaan,
Morfis die komt mijn gestadig ontrusten,
En steld mijn voor haar Venus-Portret;
Slapende ben ik verdronken in lusten,
Maar wakker zijnde alleenig op 't Bed.
Ach mijn Godin! Ik heb uwe tooren
Op mijn geladen, door mal gezwier;
| |
[pagina 86]
| |
Ik roemde geen Godheyd was 'er ont gebooren,
Die mijn ontsteken kon in Minne-vier:
Maar laas mijn dwaze zuffernyen
Die zijn der gesmolten als Was voor 't Vier;
Gy komt mijn door u Zon hoog bestryen,
Dat ik 'er moet roepen om quartier.
Genade, genade kleyn Venus-zoontje,
Aanziet mijn zwakheyd gy dapper' Wigt;
Ik zal voor Diana vlegten een Kroontje,
En de Muzen doen maken een Gedigt,
Ter eeren van haar medogende Oogen,
Dat zy mijn verlost heeft uyt dees pijn;
Ik zal voortaan naar mijn vermogen,
U Eeuwig' dankbaarheyd schuldig zijn.
|
|