De zingende koddenaar
(1774)–Anoniem Zingende koddenaar, De– Auteursrechtvrijqueelende verscheide nieuwe liederen, die hedendaags gezongen werden
[pagina 32]
| |
Stem: Al de Oude Wyven.1. Men ziet nu veel Meisjes zwieren,
Sy gaan als een Pauw zoo prat;
Sy moeten volgen de manieren,
Al hadden zy geen hembd aan ’t gat,
Sy buygen en nygen,
Dat is om te krygen,
Hier wel op let, hier wel op let;
Door al haar schoon paleeren;
Eenen Ionkman in het net.
2. Merckt hoe zy het hoofd paleeren,
Al om dat het mooy zou staan
Smorgens zy haar tyd passeeren,
Om smiddags aan de trand te gaan,
Met krullen en prullen,
En meer palullen,
Is dat niet net, is dat niet net?
Daar by het haair gepoeyert,
En het aangezigt geblanket.
3. Met moesjes op de wangen;
En de kuysmyts op de kop,
Een Samaar om ’t gat gehangen:
Om den hals een valsche strop!
Van loenze Pendanten,
| |
[pagina 33]
| |
Of Diamanten"
En nog al meer, En nog al meer;
Groene koussen met witte klinken,
Muyltjes kort van over-leer.
4. Zy hebben in haar Tuyten,
Eenen vrong naar ’t nieuw fatsoen;
En een Hembd’ van dertien duiten,
Dragense om maar mee te doen:
Want aars ô Goden!
Lag haast de Moden!
Geheel ter neer, geheel ter neer;
Daarom Meysjes wilt vry pronken,
Want ik gun aan U de eer.
5. Ook ziet men veel Ionkmans zwieren,
Gelyk krullen by de weg;
Zy volgen ook de manieren,
Luystert met wat overleg?
Sy steeken haar Haren,
Om te bewaren:
In eenen Zak, in eenen Zak,
Daar zy het mee besparen,
Het is voor haar groot gemak.
6. Zy dragen in haar Pruyken,
Staarten van een half El:
Die zo na de Poeder ruyken,
Als de muskes van mijn Del;
Nog meerder straffen,
Zy dragen Iaffen:
Van rood en blauw, van rood en blauw.
En van meer zoort van Laken,
Het zy Lever-kleur of Grauw.
| |
[pagina 34]
| |
7. Zy dragen op haar handen,
Lubbens van fijn Neteldoek:
Maar ’t is een grote schanden,
Zomtyds een gelapten Broek:
Met lappen en leuren,
Met gaten en scheuren;
Dat is de fleur, dat is de fleur,
Zy dragen ook nieuwe Schoenen:
Van een oude Reperateur.
8. So lopen dan deez’ Kwanten,
Met een half Hembd om het Lyf,
Het geen is gezoomd met kanten:
Dog van onderen staanse styf,
Van Luisen en Neeten,
Wilt niet vergeeten;
Is dat niet mooy, is dat niet mooy,
Zy slapen op Ledikanten:
En haar Bed gevult met hooy.
|
|