Ziels zugt om met ziel en ligchaam voor God te mogen leven.
Heer! indien ik mededogen,
Ik zou u ootmoedig smeeken,
Dat gy wilt aan stukken breeken,
Al het kwaad dat in my legt,
En aan 't hart is vastgehecht.
2. En dat ziel en ligchaam beide,
In een liefde nooit scheiden
Mogten tot uw dienst bereid,
Ach mogt ik u zo beminnen,
Met myn hart en al myn zinnen,
Niets my buiten u was waard.
3. Ja mogt ik m'in u verliezen,
En uw wil tot myne kiezen,
Dat ik zeggen kon, o Heer!
'k Leef wel, maar my zelf niet meer.
Dat geluk zou 'k hoger schatten,
Als de weereld kan bevatten,
Al het zilver en al 't goud,
Daar een dwaas zich op betrouwt.
4. Heer gy zyt oneindig waardig
Dat men u tot lof zy vaardig,
Lieve en love dag en nagt,
Ja het is de grootste eere,
Die een schepsel kan begeren,
5. Mogt ik ook u liefd' genieten,
Wilde gy u geest uitgieten
In myn hart, ik wierd bekwaam,
Groot te maken uwen naam;
't Zal, 't is waar, gebrekkig wezen,
Myne liefd, myn lof, myn vrezen,
Maar ik hoop in d'eeuwigheid.
Dit te doen met een engelen vlyt.
|
|