Oprichting Werkgroep Zeventiende Eeuw
Op 10 januari 1985 is te Utrecht de Werkgroep Zeventiende Eeuw opgericht. Het initiatief daartoe was genomen door een groepje beoefenaars van verschillende wetenschappen (geschiedenis, kunstgeschiedenis, neerlandistiek, kerkgeschiedenis, wetenschapsgeschiedenis) door wie het als een leemte werd gevoeld dat er voor de 17e eeuw geen gezelschap bestond dat eenzelfde coördinerende en stimulerende rol zou kunnen vervullen als de vergelijkbare verenigingen op het gebied van de 18e en 19e eeuw. Het doel van de werkgroep zou moeten zijn de wetenschappelijke bestudering van de cultuurgeschiedenis van de late zestiende en de zeventiende eeuw, in het bijzonder in de Nederlanden, en de bevordering van de interdisciplinaire contacten en samenwerking van al degenen die zich met het onderzoek op het genoemde terrein bezighouden.
Op een rondschrijven aan potentiële belangstellenden werd positief gereageerd. De oprichtingsvergadering werd gehouden onder barre weersomstandigheden. Desondanks waren er ruim vijftig aanwezigen uit een dertiental disciplines. De vergadering besloot tot oprichting over te gaan en stelde een voorlopig bestuur samen bestaande uit E.K. Grootes (voorzitter), mevrouw M.A. Schenkeveld-van der Dussen (secretaris), mevrouw E.M.P. van Gemert (adjunct-secretaris) en K. van Berkel (penningmeester). Als vice-voorzitter zal een Belgisch lid aangezocht worden. Het voorlopig bestuur werd door de vergadering gemachtigd de plannen voor het functioneren van de Werkgroep nader uit te werken. Deze betreffen het oprichten van een tijdschrift, het organiseren van congressen en het formuleren van statuten voor de Werkgroep. Er werden commissies ingesteld voor het tijdschrift en het congres. Besloten werd een eerste congres zo mogelijk in de herfst van 1985 te organiseren. Om deze activiteiten een financiële basis te verschaffen machtigde de vergadering het voorlopig bestuur een contributie te heffen van f 35, -- voor gewone leden en f 15, -- voor student-leden. De vergadering besloot tevens dat over dit alles definitieve besluiten genomen zouden kunnen worden in een huishoudelijke vergadering in het najaar, zo mogelijk ter gelegenheid van het congres. De vergadering kon zich verenigen met de opvatting van de initiatiefnemers dat het begrip ‘zeventiende eeuw’ ruimhartig geïnterpreteerd moest worden. Onderzoekers op het gebied van de tweede helft van de zestiende eeuw zullen zeker welkom zijn, gezien de nauwe samenhang op verlerlei gebied tussen die periode en de erop volgende eeuw. Tenslotte meende de vergadering dat gestreefd moest worden naar een gelijkwaardige deelname van Belgische onderzoekers.
Inmiddels zijn de verschillende plannen nader uitgewerkt. Het eerste num-