Het zeemans-leven, inhoudende hoe men zich aan boord moet gedragen in de storm, de schafting en het gevecht(ca. 1825)–Anoniem Zeemans-leven, inhoudende hoe men zich aan boord moet gedragen in de storm, de schafting en het gevecht, Het– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 4] [p. 4] De storm. De zon verbergt haar glans, de zee brult woedend hard, De held're dag verdwijnt, en toont een akelig zwart; De donder knarst, de wind belet u 't ademhalen, De bliksem doold en gloeid door zijne felle stralen, Dan is het overal: ‘Omlangs, de marszeil vast!’ En ieder zorgt, dat hij wel op zijn handen past: Het schip ligt nu niet stil, maar rijst tot aan de wolken, 't Is even of het zinkt in 's aardrijks diepen kolken: De storm neemt de overhand, fluks alle zeilen vast, De luiken digt geschalmd, wel op de pomp gepast: Het schip, dus zonder hulp of zonder steun van zeilen, Ziet zich dan in den lucht, dan in den afgrond keilen; Tot overmaat van ramp zoo wordt men noch gewaar, Hoe dat een lek in 't schip vermeerdert het gevaar: 't Is of de woeste zee het alles wil verdelgen; De pompen kunnen thans het water niet verzwelgen: Terwijl de wind zóó woedt dat mast en stengen kraakt, En ieder scheepling vreest, zijn' jongste stond genaakt: Dit ijslijk tijdstip doet den moed des volks verzinken; Men leest in 't bleek gelaat de vreeze voor 't verdrinken; Men wanhoopt, Vaderland, of Vrienden weêr te zien, Zoo 's Hemels goedheid niet aan ons de hulp komt biên. De dag breekt aan; de zon wil thans weêr vrolijk schijnen; De zee wordt stil: ' t gevaar gaat met de wind verdwijnen, [pagina 5] [p. 5] Dus geeft een zoete rust weêr ieder scheepling moed: De boêl weêr bijgezet, is 't eerste wat men doet. – Ziedaar de storm geschetst; nu dient gij noch te weten, Hoe, en op wat manier er wordt aan boord gegeten. Vorige Volgende