Zeeuwsche Nachtegael en bijgevoegd Tafereel van sinne-mal
(1982)–Anoniem Zeeusche Nachtegael– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 273]
| |
[pagina 274]
| |
'kHeb staan wachten as een uyl,
Naa jouw soete suyker-muyl:
5[regelnummer]
Want ick hadde groot verlanghen,
Tot jou schoone, roode wanghen;
Daerom quaam ick aldus graagh,
Wel tien-avonds; en van daagh
Om eens, om komfoort te spreecken,
10[regelnummer]
Dat ick ses-mael sou ter weecken
Praaten, als een lustigh gast,
Dat soo wat by 't vryen past.
Nou, dan Lysje goelijck diertje,
Ga naar voetnoot#
Gauwe toch eens om een biertje
15[regelnummer]
Mit ons beytjes; laate wy
't Same sitte zy, an zy:
Of, siet gunder zijn goe weyen
Daar wy meughen mit ons beyen
Kouten, lustigh uytter borst,
20[regelnummer]
Langhe-woorden as een worst,
Lang, versinne, langhe vraaghe,
Ga naar voetnoot#
Lang, verwachte, lang verdraage,
Dat zijn dingen, die de min
Wt laat gaan, en weerom in.
25[regelnummer]
Ey! soet troosje, lieve susje!
Datje mijn eens gaaft een kusje,
Ga naar voetnoot#
't Waar, mijn leven 't waer mijn jeughd,
't Waar, mijn liefste beste vreughd!
Com ey goetste! laet ons sitte
Ga naar voetnoot#
30[regelnummer]
In de koelte, uyt de hitte!
Gauwe gunder deur die dreeff,
Na mijn Oom, mijn Meuy, mijn Neeff;
| |
[pagina 275]
| |
Daar is room mit suycker t'eeten;
Ga naar voetnoot#
Mit beschuyt, en lecker beeten,
35[regelnummer]
En oock vette-vorsse Kaas;
Schape-kaasjes over-maas,
Kaasen zijnder, d'een deur d'ander
Groene, geele, wit en ander,
Graasde-butter as een Goud,
40[regelnummer]
Worter lydich wel geboud:
Soete-melck gheroert mit eyers,
Aer-gherecht ghekoockt mit beyers:
Wafels, Taartten, lecker Vlaan
Selmer vinden (soo wy gaan.)
45[regelnummer]
Lieff, begeerje soete koocken,
Ga naar voetnoot#
Heel, off brijsel-cleyn ghebroocken?
Gaat dan mitme naar een Craam,
Eyst de sticken by heur naam?
Wilje koocken van Schoon-hove,
50[regelnummer]
Wilje knap-koock, deur 'e klove?
Hacktse selver op den Block,
Vat de Bijl stijff mit de stock,
Heft jouw handen, laetse wancken,
Roertje knietjes, schod jouw lancken,
55[regelnummer]
Soo den eersten hack niet vat
Geefse dan noch wat van dat.
Meughje niet meer soete kruyme?
Hier staan keerse, peere, pruyme,
Soete neute, cleyn, en groot,
60[regelnummer]
Teunis-kint houw op jouw schoot;
Offje neusdoock, offje beursje,
Off je schort, off onder-keursje,
| |
[pagina 276]
| |
Laet ons (wy dan) sockert bey
Gaan, daar ickje flus off sey:
65[regelnummer]
Neuten selle mondigh smaake,
Ga naar voetnoot#
Neuten hoorme wel te kraake,
Neutjes-kraake tijt-verdrijff,
(Asme niet en bijtt te stijff.)
Och! dat wy ant sitte raackte,
70[regelnummer]
En somwijl een praatje maackte,
En dan evestaagh een lach,
't Duerde wel een heelen dagh!
Lijsje Teunis.
Dicke Leendert, vunsen kaacker,
Benje dan een neute-kraacker?
75[regelnummer]
Off en keunje niet je woordt
Snibbe-snabben, as het hoordt?
Sinje noustigh om te spreecke,
Praat dan niet mit linckers treecke;
Kom an gauwe naar het groen,
80[regelnummer]
Daar ons numment kan misdoen;
Daar de veugels lustigh singhen,
En de lucht, en 't wout bespringhen,
(Die verscheyen, altemaal
Queelen soete seumer-taal.)
85[regelnummer]
't Nachtegaeltje, met de Lyster,
Ga naar voetnoot#
Mit de Crekel soete kryster,
Mit de Quackel as die slaat,
Mit de Vinck heur doen en laat,
| |
[pagina 277]
| |
Mit de lieve Tortel-duyfjes,
90[regelnummer]
Mit de Kyvits mit heur kuyfjes,
Mit de gaauw en meepse Spreeuw,
Mit de Cray (en heur gheschreeuw,
Mit de Craen, en Reyghers reppen,
Mit de Oyevaars heur cleppen,
95[regelnummer]
Mit de Mosjes geyl ghetier,
Mit de Swaluws snel gheswier;
Mit den slechten-sanck der Pauwen,
Mit den ouwen-deun der Cauwen;
Mit den uyl, die kiest den hoeck,
100[regelnummer]
As de spottert roept Coeck-coeck!
(Coeck-coeck Leendert, 'k moet wat jocke!)
Ga naar voetnoot#
Laat ons hier wat bloompjes plocke;
Kraacken altemets een neut
(As een ouwe peete-meut.)
105[regelnummer]
Lieve Knecht! ick macht niet lije
Datje mijn altans comt vrije!
Iy bent al te ronden gast;
'kBen met jouw niet seer é past.
Siet doch eens, hoe mijn doockhuyfje
Ga naar voetnoot#
110[regelnummer]
Staat ghelijck een Doffers-kuyfje,
Fraey gheployt, ghestickt, ghekant,
Op de steetse nieuwe stant;
Siet! mijn lijfjen heyt bragoenen,
Siet mijn kousjes, siet mijn schoenen,
115[regelnummer]
Siet mijn schortt, en keurs, en kraagh,
Siet van boven tot om laagh.
Siet mijn neus, en mond, en ooghen,
Ga naar voetnoot#
Siet mijn knyen, mijn elle-boogen,
| |
[pagina 278]
| |
Siet, mijn witte Ioffers haan;
120[regelnummer]
Siet mijn blicke-schoone taân,
Siet mijn lippen, siet mijn kaaken,
Sietse bloosen (as schaarlaken;)
Siet mijn ooghjens eens, hoe bruyn
(Lijck een Caauwtjen op sen kruyn.)
125[regelnummer]
Ben ick niet een soete beckje?
Leendert, 't lijckt jouw niet een treckje;
't Lirromdom staat al te braaff
Om te zijn een boere-slaaff.
Och! de moet souw mijn ontvallen
130[regelnummer]
Dat ick mit jouw most gaan brallen
Aldus pronckigh, prits, en schoon,
Drillen, as een beurs mit vloôn;
Hier te Curmis, daar ten eête,
't Sou mijn altijd zijn verweten
135[regelnummer]
Van mijn speul-meyd, of heur sus,
Leendert, geeft die eens een kus:
Ga naar voetnoot#
Seeper Vaar, 't zijn nette Vrysters!
Oock geen trotse, grynse-bytsters,
Die heur maar wat soet bekoordt
140[regelnummer]
Crijght wel licht, een hechte woordt.
(Die mijn noch vrydt,) is een Lantsert,
Kaatser, trouver, en een dansert,
Hy kan speulen oock een deun,
't Is een weytsen goet-mans seun;
145[regelnummer]
Iaa! hy valt mijn wel soo moelick,
Ga naar voetnoot#
Iuyst, om dat ick ben wat goelick!
(As ment recht uyt segge moet,
Soo mint hy mijn, en mijn goet.
| |
[pagina 279]
| |
Nouw Veynt wilt jouw praaten staaken;
150[regelnummer]
Want de tijdt die sel haast naaken
Dat mijn weuytsert uyt de sté,
Sel gaan doen, as jy flus dé:
Siet eens! souw hy gunder coomen?
Off sint jocken, off sint droomen;
155[regelnummer]
Is hyt? souwt oock? Ia hy ist,
(Soo mijn oogh niet heyt gemist.)
Gaat vry Leendert voort schaveelen,
Daar souw byster veul verscheelen
Tusschen jouw, en tusschen mijn,
160[regelnummer]
wegh Vaar, wegh ten sel niet zijn.
Dicke-Leendert.
Hoe dus Lijsje! wel wat duycker!
Ga naar voetnoot#
Sijn dat woorde soet as suycker?
Wat een blaas, 't is bitter gal;
Dit en sluyt toch nietmend'al
165[regelnummer]
Datje mijn nu aldus spijtigh,
In soo grynend', in soo bytigh
Off gaat segghen as een geck,
Lijs, is dit een Vrysters treck?
'kHoop niet eens, dat jouw ghedachten
170[regelnummer]
Soo verloopen, soo versmachten;
Souje mijn! (Ick, moye knecht,)
Tans, niet doen gelijckje plecht?
Wel dan alderliefste soetert!
Waarom minje toch een vroetert!
Ga naar voetnoot#
| |
[pagina 280]
| |
175[regelnummer]
Off een Vryer uyt de stadt,
Beckje, waerom doeje dat?
Troosje-moer, mijn harte diefje,
Seght eens, ben ick niet jouw liefje?
Waerom segje dan loop heen!
180[regelnummer]
Sel ick nouw een blauwe scheen
An mijn bienen moeten dreeghen,
Snotte-muyle, trane-veeghen,
Is dit liefde? 't is een droes!
Hats, mijn hooft dat wortme kroes!
Ga naar voetnoot#
185[regelnummer]
'kLoop om jouw, deur slick deur slobber,
't Schijnt, jy achtme voor een schrobber,
Off een aeren kaalen brock;
Al om dat ick mit een stock
Soo wat sommels stijf gae trappen,
190[regelnummer]
Hebje daarom soo te snappen
Loomen, krommen kinckel-boer?
Neen! com hoor eens Lijsje-moer;
't Ongsent weunen oock wel troosjes
Ga naar voetnoot#
Maar ten zijn gheen suyre-kroosjes;
195[regelnummer]
Ia, se benne soet en dweê,
Soo ick doe, soo doense meê:
Teuntje, Pleuntje, Soetje, Wijve,
Ginghen om een Vryer kijve
Die noch slechter was as ick,
200[regelnummer]
Een, die manck ginck op een krick!
Gaan ick dan mit lange pompen,
Ga naar voetnoot#
An mijn voeten houte klompen,
Wat mis-hand een Land-man dit?
Hy loopt, as een ander sitt,
| |
[pagina 281]
| |
205[regelnummer]
Om zijn neering, om veel saaken,
Om zijn goed' tot gelt te maaken
Moet hy douwe, stouwe, treen
Deur het land, en sand, en veen.
Ick kan ploeghen (Lieff') en saeyen,
210[regelnummer]
Dorsse, wanne, spitte, maeyen,
Hoyen, schoyen deur het gors:
Lijsje waarom grynje nors?
Dreegh ick ruyme wolle wanten
'tIs, om dat ick wel can planten;
215[regelnummer]
't Is om dat ick mit de spâ
Weet te steecken, diep, en drá.
Lieff! jy comt mijn staag te voren!
Ga naar voetnoot#
Hoort een reysje? laet eens hooren
Waar an dattet noch al schort
220[regelnummer]
Dat ick dus verschoven wort;
Maar gants-wolve, selt niet wesen!
Moet ick wachten! moet ick vreesen!
Moetme voor een soete-kindt!
Die ick schendigh heb ghesindt
225[regelnummer]
Suchten, duchten, claaghen, weenen,
Schodde-beven, drille-beenen,
Sel? ick voor mijn Lijsje lieff
Wech gaan sluypen, as een dieff?
't Spijtme deur mijn kinne-backen!
230[regelnummer]
't Is geen jock, noch kacker-lacken,
Dat ick hier, in spijt, en noot,
Word' halff paars, halff blauw, halff root.
Soete Lijs! daar comt jouw Vryer!
(Mijn beletter, mijn benyer!
| |
[pagina 282]
| |
235[regelnummer]
Waerom blijft hy niet in sté,
Ga naar voetnoot#
Dat hy soockt, dat soock ick mé?
Och! waar sel ick doen mijn clachten,
Meysjen ick ben vol ghedachten!
Och, och, och! mijn smodder-beck,
240[regelnummer]
Ick gae nae gunt hooge-heck!
Daarje mijn selt, as een subben
Keund sien pruylen, en sien dubben,
En sien gaapen as een mop,
Mit een omghedraeyde kop!
245[regelnummer]
Mit een hoet-vol-vijse-sinnen,
Die omloopen van het minnen;
Denckt eens! ist geen fel verdriet
Datmen weend, en meend, voor niet?
Ga naar voetnoot#
'kMach wat leenen op mijn stockje;
250[regelnummer]
Praaten altemets een brockje
Van mijn kruydigh, moye Dier,
Oorsaack van mijn vlammigh vyer;
Oorsaack van mijn vorde loope,
Oorsaack van mijn nietigh hoope;
255[regelnummer]
Oorsaack, dat ick tans moet staan
Heel beteutert, en belaan.
Soete beckje, lieve Lijsje!
Soeter as een jong Partrijsje,
Soeter as een suyge-lam,
260[regelnummer]
Soeter as een druyve-stam;
Soeter as rosijne, vyghen,
Soeter as men weet te cryghen;
Soet, en dickwils op een uyr
Weerom bitter, wrang, en suyr.
| |
[pagina 283]
| |
265[regelnummer]
Dan oock weer eens mack, en drolligh,
Dan eens fell, en dan hobbolligh,
Dan eens swack ghelijck een riet,
Dan eens min en meer as niet.
Aye-mijn! staat dit niet oolick
270[regelnummer]
Dus te gaapen as een moolick?
Ay! het doetme wel soo wê
Ga naar voetnoot#
Van mijn neus off, tot mijn tê:
Hadd' ick nu wat pruyme, korsse,
'kSou mijn hartje wat vervorssen;
275[regelnummer]
Off had ick wat soete koock
In mijn diepe langhe-broock:
Off wat neutjes om te knappe,
Om niet langher dus te snappe
Van mijn leet, en bitter-clacht,
280[regelnummer]
(Daar den Sté-kauvv tans mé lacht.)
Ga naar voetnoot#
Maer wat brast mijn steetse linckers!
Pratte, kaale, trotse flinckers;
Die gaan duycken in heur kraagh,
Ofme 'k weet niet wat en saagh!
285[regelnummer]
Die gaan kretsen mit heur deghen,
Strijcke-voete, straate-veghen;
Mit heur uyt-ghehoolde schoen
Doense, (lijck ons haanen doen.)
Hadd' ick pocken, lempen, zeeren
290[regelnummer]
Onder Zy-setyne kleeren,
Dan sou Lijsje mijn dus niet
Laate staan, in dit verdriet:
(Mit verlof mocht icket segghe,
Ga naar voetnoot+
Duse Vryster lijckt een dregge,
| |
[pagina 284]
| |
295[regelnummer]
Die an alle kanten haackt
Waarse vadt, off waarse raackt;)
Raacktse by de sté-ghesellen,
Stracx gaet sy heyr monckje stellen
Mit een Iuffers-schijn ghelaat,
300[regelnummer]
Na de vuyle Steedse praat!
Komtse weer by mijns gelijcken,
Die weet Lijs dan fraey te strijcken
Pap, en heunigh om de smul,
Datme schier, word' mall, off dul.
305[regelnummer]
Dat zijn dubbel-Vrysters streecken
(Wat ghemaackt is) weer gaan breecken!
Dat is 't rechte minnen-net,
Dat noyt op geen visje let!
('t Lijckent oock wel onse fuycken,
Ga naar voetnoot#
310[regelnummer]
Daar de vissen binnen duycken;
Maar (och arm!) ast fuyckje sluyt
Dan, soo wildert visjen uyt:)
Kon ick oock van 't netje raacken
Dan en waarder niet te kaacken,
315[regelnummer]
En te wachten as een man
Die niet gins, noch weer en kan.
Al ben ick een lutje toertigh,
Ga naar voetnoot#
Dick, en drolligh, bot, en boertigh;
(Nochtans weet ick wat hy lijdt
320[regelnummer]
Die zijn Vryster word' ontvrijdt.)
Ist geen pijn een Meydt te myen!
Datme hier dus van ter syen
Moet staan kijcken, as een vent
Die geen wit, noch swart en kent?
| |
[pagina 285]
| |
325[regelnummer]
Sietse kussen! sietse lecken!
Sietse titsen! sietse gecken!
Siet hoe weeligh dat de Meydt
Al heur liefde van mijn leydt!
Help, maats help! ist niet wel droevigh
330[regelnummer]
Dat ick hier soo byster sloevigh
Staan en pinck-oogh, mit ghequel
Na dien slimmen sté-ghefel?
Die soo luymigh an quam schoyen,
In gaat leggen flicke-floyen,
335[regelnummer]
By heur, die ick selver meen,
Die ick wens, en anders geen:
't Sel toch Lijsje wel berouwen
Ga naar voetnoot#
Soose umment aers gaat trouwen
Aers, as mijn, (off mijns ghelijck
340[regelnummer]
(Die hier dus onnoosel kijck.)
Ga naar voetnoot#
Maar wat helpt! sy acht geen suchten!
Sy houd' meer van nieuwe-cluchten!
Lijs speult liever mond, an kaack
Mit dien vysen steedsen quaack.
345[regelnummer]
Lijs, doet niet as ginne-gabben!
Ga naar voetnoot#
Ickke, moetet hooft staan krabben!
Geyl-moer houd' meer van 't ghebroet
Die maar lieven om het goet.
Sotte Lijs, mind' schuttel-lickers,
350[regelnummer]
Straate-slijpers, vrouw-verklickers;
Watter by een maaghd' gheschiedt,
Dicht-men in een schampich liedt;
Is een Vryster swart van tanden,
Krom van voeten, bot van handen,
| |
[pagina 286]
| |
355[regelnummer]
Scharp van neus, en ruym van mond,
Voor ghebultt, en after rond;
Sietse loens, of wat ter sije,
Gaatse slommich-scharrel-glije,
Isse plat, off hol-kamuys,
360[regelnummer]
Slim van hals, vol sproetigh-gruys;
Rimpels, daaltjes, puystjes, seertjes,
Kloofjes, roofjes, pleckjes, weertjes,
Bruyn, off delluw, flets, off slap,
't Raackt terstont heel op de klap
365[regelnummer]
Vande meepse, steetse vincken,
Die soo lonckigh gaan en lincken
Deur de Poorters-woel-ghebuyrt;
Daarmee spind en naeyt, en schuyrt;
Daarmee hoord, en siet staan kijve
Ga naar voetnoot#
370[regelnummer]
Oud, en Ionge Ionghe-wijven
Om een alder-alders mis
Dieder uytgheworpen is.
Gieter yemant morssigh waater,
't Maackt terstont rumoer gheklater;
375[regelnummer]
Om wat vullins, dreck, off nat,
Spreecken stee-luy 'k weet niet wat!
Och! dat Lijsje docht, en wiste,
Hoe sy nouw heur tans vergiste!
Datse staagh heur lieve-lust
380[regelnummer]
Legt, an steetse waggel-rust:
Ga naar voetnoot#
Want, sy pleeg soo wel te weten,
Wat in ste'en, al is te eeten;
Watter oock noch gaat in swanck,
Onder nijd, en dwanck, en stanck.
| |
[pagina 287]
| |
385[regelnummer]
Waarom gaat toch Lijsje veynsen!
Anders spreecken, anders peynsen
As heur hart, en mijn hart weet,
Doe sy lachten, as ick kreet,
Doe sy suchte, as ick jockte,
390[regelnummer]
Doe sy mijn, en ick heur lockte;
As ick kreegh, (en vry mocht doen)
Lonck, om lonck, en soen, om soen.
Siet! hoe kanse een verlegge,
Die soo vast staat as een hegge
395[regelnummer]
Op zijn woord, en platte re'en,
Op zijn já, en op zijn neen!
(Lijsje denck ick) waarje eerlijck,
Iy souwt wesen, mijn begeerlijck:
Iy souwt doen, het geenje sey,
400[regelnummer]
As wy saten inde wey;
Doenje riep, mijn lieve mantje!
Ga naar voetnoot#
Deftigh, heftigh, treftigh, quantje;
Eelen-baas, en butter-muyll,
Niet te puntigh, niet te vuyll,
405[regelnummer]
Niet te simpel, niet te oolick,
Niet te droomich, niet te vroolick,
Niet te goelick, niet te slecht,
Niet te slim, off niet te recht;
Niet te lanssum, niet te happigh,
410[regelnummer]
Niet te stom, en niet te clappigh,
Niet te ruygh, off niet te kaall,
Niet te rijck, off niet te schraall;
Niet te listigh in het vleyen,
Niet te haastigh in het scheyen,
| |
[pagina 288]
| |
415[regelnummer]
Niet te plomp, en heel te maall
Rond, en recht, en wel ter taall.
Denckt! off Lijsje niet kost veghen,
Eer ick eerst was off ghesleghen;
Denckt! hoe sy mijn maacksel prees,
420[regelnummer]
Eer ick om heur stond en grees:
Ey, ey, ey, toch! waerder rede,
Och! wist Lijs-moer watse dede,
Sy en souw, van mijn soo licht
Niet gaan keeren heur ghesicht
425[regelnummer]
Blommer-hart! wat baat het wille,
'kMoet mijn selven weerom stille!
('t Spreeck-woort seyt, die een verliest
Maackt, dat hy der tien verkiest.)
As den Stée-puyck deur gaat druypen,
Ga naar voetnoot#
430[regelnummer]
Sel ick weer na Lijsje cruypen
(By al dien heur deftigh hoofd,
Niet van sinnen is berooft.
Dan sel ick heur gaan bepraaten,
Wat sy doen, en hoort te laaten;
435[regelnummer]
Ick sel mee, oock (soose wil)
Gaan verhaalen 't groot gheschil.
Watter tussen Boer, en stéeluy,
Schippers, Kruyers, Boo'n en Sléeluy
Inde Ste'en al omme-gaat,
440[regelnummer]
Lanckx de vuyl bewoelde straat:
Daar veul luytjes gaan bejaagen,
Dat heur namaals doet beclaagen!
Daar de meenders na 't ghewin
Breecken schoenen, hart, en sin.
| |
[pagina 289]
| |
445[regelnummer]
Daar den eenen, aan den ander
Is ghevlochten deur malkander
Mit heur gelt, off goed, off brieff,
Dat soo groesem ongherieff
Brengt, aan al, die al-begeerders,
450[regelnummer]
Al-mis-sorgers, al-verteerders,
Die, op 't tipjen (as het moet)
Deur het bancken, banckeroet!
Hoe soud' Lijs (off soo een spijte)
Offmer eensjes, ging verwijte,
455[regelnummer]
Dat heur man, een aar-mans geld
Ginck ontrecken mit gheweld;
Alsment nouw siet dickwils beuren,
Ga naar voetnoot#
By de Steedse-proncke-leuren;
Die na 't goet, van ander lien
460[regelnummer]
Maar, wat schoone woorden bien:
(Schoone woorden zijn maar winden;
Ga naar voetnoot#
Woorden, zijn maar voor de blinden,
Woorden, zijn maar voor de geen
Die mit woorden sin te vreen.)
465[regelnummer]
Och! dat deuse mijne woorden
Lijsje-lichtvergeet eens hoorde!
Sy, en souw heur veile re'en,
Soo niet laaten al-gemeen,
By een, die hier niet souw focken,
470[regelnummer]
Die maar van heur meent te locken
Dat begeerigh duympjes kruyt,
(Datmen noemt een Spaense-kluyt:)
Ick, (ja seeper) min heur soetheyd,
In heur schoonheyd, in heur goetheyd,
| |
[pagina 290]
| |
475[regelnummer]
In heur meer as fraye lijff,
Mit heur jockigh tijt-verdrijff;
Hoe, en waarom wilse surghen
Voor een deusen-dagh, off murghen!
Waarom kiesd' mijn kâar geen vré
480[regelnummer]
Voor de onrust vande sté;
Daar 't verbribbelt schietigh spotten
Vyt de schend-luy staagh comt vlotten,
Die int woeligh mart-ghedruys,
Vrouw, en Meyd doen gaan van huys:
485[regelnummer]
Hier een gaap-stock, daar een slonsje,
Guns een heuyck, en faelje-fronsje,
Off een Besje, die heur deuytt
Ga naar voetnoot#
Niet wil geven voor het freuytt;
Maar an vleys, off beuling-wijvers,
490[regelnummer]
En an pens, en pekel-vryvers,
Die heur ham, en speck-soucijs
Stellen, op een diere prijs.
Lust een stee-mens oock een visje
Op zijn uyr-gebonden-disje,
495[regelnummer]
Hy moet wachten, somtijts lanck
Na den off-slagh, by de banck;
Daar de slijm-wijfs staan en knicke,
Hier, een kal, en Maey roept icke,
Daar, een Griet, die seyd, 't is mijn,
500[regelnummer]
Houje-mont roept dan een Trijn;
Ick riep eerst, en daar na Sijntje,
Daar na muffe Machtelijntje,
En doen Leentje, mit vuyl-Aal
Riepen, mijn, mijn altemaal.
| |
[pagina 291]
| |
505[regelnummer]
Och dan bleeuwtmen, hier is glimpert!
Hier is lecker-beck van krimpert!
Hier is puyck van bot, en roch!
Houje gelt, (bestetet toch;)
Dan roept daar een paaling-stroopster,
510[regelnummer]
Mit een vorsse-vis vercoopster,
Braasem, karper, baars, en snoeck;
Dan noch sitter in een hoeck
By Truy-mors, en Fijtje, Claartje,
Mit reyn-Hester heur ghevaartje,
515[regelnummer]
Die al nieuwen-haaring seyd
Asse uyt de pekel leyd:
Stock-vis, veyltmen oock mit snijeling,
En noch weecke roo-schar drijeling,
(Dieme wel vercoopen sall
520[regelnummer]
Asme vrydaaghs sluytt de Hall.)
Hoe gheluckigh weutme buyten,
Ga naar voetnoot#
Daarme niet en weet van sluyten,
Daarmen alle dinghen haald
Waar een lustigh hart na taald:
525[regelnummer]
Daarment selver uyt zijn weyen
Gaat tot eet-kost toe-bereyen;
Wil'm een smijghen vetten bout,
Off een hachjen in het sout
Van een Schaep, off Os, off Kalfje,
530[regelnummer]
Wil'm een hooffje, off een halfje;
(Niemant van ons hoeft te gaen
Daar de smeere-pens-luy staan.)
Willen wy ien visjen eeten,
't Netje dient maar uytgesmeeten;
| |
[pagina 292]
| |
535[regelnummer]
Niement steltme buyten maat,
(Offmen vist, off vis off-slaat!)
Ga naar voetnoot#
Wy oock, hoeven niet te loopen
Om wat veugel-vleys te coopen
By een ouw, off kleuter-geyl,
540[regelnummer]
(Die heur pluymen zijn te veyl.)
Buyten, wortet all' ghevonden
Wat den Gever heyt ghesonden;
Buyten, vind'men wil en wens
Voor den onvernoeghden-mens.
545[regelnummer]
Soecktme groensel, off Karooten,
Off wat jonge blom-kôol-schooten,
Boonen, Peulen, Raapen, Peen,
Keersen, Peeren, Appels, Queen,
Off Kom-kommers, off Pompoenen,
550[regelnummer]
Off Kawoerden, off Myloenen,
Off Exparsij, off Radijs,
Off Ajuyn, en ander spijs;
't Isser all om niet te haalen!
Waarom souwe dier betaalen
555[regelnummer]
Dat het milde vette landt
Ons, gaat schencken as een pandt;
Lieve wel-deurtrapte Vryster!
Waarom haackje dus te byster
Na dat Steedse diere nest!
560[regelnummer]
't Is nochtans hier buyten best.
Ga naar voetnoot#
Stéeluy zijn toch gelt-uyt-gevers;
Rechte Pelssers, Naeyers, Wevers;
Die gaan dinghen op een mijtt,
D'een uyt noot, off d'aer uyt spijt:
| |
[pagina 293]
| |
565[regelnummer]
Stéeluy zijn vol ramp, en suchten,
Boeren leven vol ghenuchten;
Poorters zijn vol quabs ghequel!
Huys-luy gaatet meer as wel.
Och! dat Lijsjen eens besefte,
570[regelnummer]
Datse by gans levers trefte
Wat voor duysent-schande-val
Swiert, by Séeluy-grille mal:
Soose daar na toe gaat strijcken,
Onder slecht, en onder rijcken,
Ga naar voetnoot#
575[regelnummer]
Onder jonck, en onder oudt,
Onder bloo, en onder stout;
Onder sott, en onder wijsen,
Onder bly, en onder vijsen;
Onder quaad, en onder goedt,
580[regelnummer]
Onder suyr, en onder soet;
Onder Heer, en onder knechten,
Onder crom, en onder rechten,
Onder vreck, en onder mild,
onder tam, en onder wild;
585[regelnummer]
Onder, 'k weet niet wat voor dinghen
Van soo veul veranderingen
Die, by Steedse nouw en dan
Ommegaan by alleman.
(Lijs roep ick) mijn hart, mijn Engel!
590[regelnummer]
Soetste back-huys, neemt geen bengel
Die mit fickefackery
Iouw sou brenghen an den bry:
Alder-slimste, alderbeste!
Suycker-muyl seg ick voor 't leste,
| |
[pagina 294]
| |
595[regelnummer]
Sooje jouw in stee begeeft,
Iy selt yses datje leeft!
Keunje niet wat vreems versinne,
Ga naar voetnoot#
Elck ien seyt dan foey boerinne,
Fy, die slomme slonse-bel,
600[regelnummer]
Gaat weunt op een harders stel,
Loopt vroet op een buyten-hoeve,
By de botte-boere sloeve;
Die niet weten wat een vrouw
Lang, en wel doen varen souw.
605[regelnummer]
(Lijsje kroch ick) noch mit stënen!
Neemt een, die jouw meent te meenen,
Trouwt gien schreulert om zijn pracht!
Siet wel toe, en weest verdacht.
't Is veul beter uyt te kijcken
610[regelnummer]
Na een, me'e van zijns ghelijcken,
Trots, mit heers, en sloot, mit knecht,
Plomp, mit boers, en slim, mit slecht.
Joncker-maerten.
Iufvrouw Leyske, aerds-goddinne,
Ga naar voetnoot#
Laet my oock een plaetske winne
615[regelnummer]
Dat ick sitt by u ghelaet,
Dat soo fier en delicaet
Vought, by u volmaeckte leden;
Vol van wijse lieve reden,
Vol van alle soete geur,
620[regelnummer]
Vol van will, en goet faveur;
| |
[pagina 295]
| |
Vol van lachjes, vol van suchjes,
Vol van speeltjes, vol van cluchjes,
Vol van brant, en vol van kouw,
Vol van datmen noch wel souw;
625[regelnummer]
Vol van lieve-koose lonckjes,
Vol van weselijcke pronckjes,
Vol van minnelijcke vreughd,
Vol van alle dubbel-deughd;
Vol van dat ick noch sou peynsen,
630[regelnummer]
Sonder gecken, sonder veynsen
Spreeck ick aen u, mijn vriendin;
Wesen-wens, en breynen-sin,
Harten-steelster, oogen-blindster,
Ga naar voetnoot#
Tonge-roerster, liefde-vindster;
635[regelnummer]
Kaecken-verwster, mont-ontsluyt,
Slaep verjaeghster, krul-ghetuyt;
Oud-verheughster, jonck-veroudster,
Droeff-verblijdster, bloo-verstoutster,
Doen vergeetster van vernuft.
640[regelnummer]
Doen verquickster van die sust:
Vluggemaeckster van een sitter,
Soet verruylster voor het bitter
Dat een Minnaer somtijts lang
Schijnt te smaecken, wrang, en bang.
645[regelnummer]
Lieff, ick sucht met reverenty!
Ick heb seer in u absenty
Met een ongheduld gheraes,
Seer ghewenst, om u soulaes;
Daerom laet my niet treyneren,
650[regelnummer]
Ick wil my verobligeeren,
| |
[pagina 296]
| |
En al gheven wat ick mach,
Ga naar voetnoot#
Dinghen die men noyt en sach:
Goude-ketens, keur van ringhen,
Met noch ander diere dinghen;
655[regelnummer]
Parel-snoeren groot en cleyn,
Watter noch is onghemeyn;
Brasaletten, met Padanten
Vol Robijn, en Diamanten,
Watter noch past aen den toy
660[regelnummer]
Van het alder-rijckste moy;
Oock een borst van gouden laecken,
Dat seer glinster-glans sal blaecken;
Off Borduersel, off graveer,
Met klinkant, en weerschijn-weer:
665[regelnummer]
Oock een Rock vol passementen,
En Satijn, off Kaffa-fenten
Inde Vlieger; wat daer by
Noch souw voughen halff van Zy.
Watmen weet, off kan bedencken,
670[regelnummer]
Dat sal ick u, Iuffrou schencken
Soo ghy maer u rechter-handt
Met een vvoordt, my geeft te pandt:
Want ick sie dat wolle rocken,
Voughen, noch en kunnen focken
675[regelnummer]
Aen een schoon, en wijs-geweet,
Dat soo boerssigh is ghekleet.
Boere-lien, zijn niet als slavers,
Domme, slicke modder-dravers,
Die besweet, bemorst, bekladt,
680[regelnummer]
Moeten winnen steélien schatt.
| |
[pagina 297]
| |
Stéelien, zijn de Boeren Heeren;
Kluntens, kunnen schendigh scheeren
Ga naar voetnoot#
Alsse maer een loose clacht
Doen, om of-slach vande pacht!
685[regelnummer]
Boeren zijn maer rechte guylen,
Ga naar voetnoot#
Schocke-backen, smockel-muylen,
Fluckse vogels met den beck
Inde worst, of in het speck:
Quabse kluntens, maffe-lappers,
690[regelnummer]
Roffel-kaecken, al besnappers,
Die, (als nimmermeer verstaen
Waer een Heer kan leegh op gaen.)
Hoort dan noch, mijn al' matresse,
Keur van vijfmael-vijf, en sesse;
695[regelnummer]
Liefste die ick min, en meen,
Lust, en wens, van veel alleen.
Coom nu soete minne-voetsel,
Quitteert vry het Boers ghebroetsel.
Keert u singulier ghesicht
700[regelnummer]
Na de Hoofs, en steetse plicht;
Daer de huysen vol gheblicker,
Daer de kamers vol gheflicker,
Daer het schijn-leer, en tapijt,
Yders oogh, en hart verblijdt:
705[regelnummer]
Daer pijlaeren, en prijelen
Blincken, als de schoon juwelen
(Als het helder sonne-licht
Gaet bestraelen 't hoogh ghesticht.)
Dit scheelt (Leyske) veel by schuyren;
710[regelnummer]
Laet de stroo, en leeme muyren
| |
[pagina 298]
| |
Voor die, als ghelijck een mol
Staegh gaen vroeten in een hol
Ga naar voetnoot#
Laet die kinckels sitten muffen,
Sitten sloven, sitten suffen,
715[regelnummer]
Sitten vrocken, sitten sien
Naer ons, (wy polyte lien)
Die de lecker beetjens knappen,
Ga naar voetnoot#
Die, al wat ons lust doen tappen;
Die pasteynen, en banquet
720[regelnummer]
Op ons tafels wert geset;
Comfijtueren, marmeladen,
Met amandels, en sukaden,
Dat soo menigh lieve jong
Geeft, een soete suycker-tong.
725[regelnummer]
Juffrou-Leyske, aldersoetste,
Alderschoonste, aldergoetste,
Alderwel-begaefste-maeght!
Die al watter vought, nu draeght:
Fleur, van alle fleur der fleuren,
730[regelnummer]
Keur, van alle keur der keuren,
Eenigh een, dat ick verkies
(Als ick jenter-jent verlies.)
Amoreuste stael der vrouwen,
Lieve-Maeght het sal u rouwen
735[regelnummer]
Soo ghy met my niet ver-eent!
Seght off ghy my niet en meent?
Dan, ick sie aen 't vriend'lijck wesen
Dat u gunst, my sal ghenesen,
Want, u lieve-lonck-gerel
740[regelnummer]
Vought, nu tot mijn hoope wel;
| |
[pagina 299]
| |
Daerom wens ick dat ghy dede
Na mijn wil, en bidde-rede,
Dat ghy met my hier vandaen
Ginckt, van daer ick com ghegaen;
745[regelnummer]
Om u daer eens aen te wijsen
Ofmen steden niet moet prijsen?
Daer soo menigh puntigh-net
Wert, aen 't nieuwer-nieu gheset:
Inde steden (Lief) ist rijcklijck,
Ga naar voetnoot#
750[regelnummer]
Inde steden, isset kijck-lijck,
Inde steden isset reyn,
Inde ste'en ist alghemeyn;
Inde steden zijn slants Staten,
Hoogh-geleerde Advocaten,
755[regelnummer]
Doctoors, wijse Medecijns,
Apothékers, Surigijns,
Alcumisten, Cunstevinders,
Musikanten, vreugd-beminders;
Kaveloters, Iuweliers,
760[regelnummer]
Schilders, Prenters, Winckeliers;
Kooplien, van de grove waeren
Die veel goed by goed vergaeren
Dat de West, en noorder-Zee
Swabbelt, in een yder stée.
765[regelnummer]
Veel, en soet, en amper-wijnen,
Dayen, Vygen, en Rosijnen,
Suycker, honich, specery,
Nevens Wol, en Zijdery;
Noch, al wat een yder soucker
770[regelnummer]
Deur den handel, deur den woucker
| |
[pagina 300]
| |
Weet te trecken tot zijn winst,
Op het meest, en minder-minst.
(Lieff met oorlof) mocht ick vraeghen
Eer den dagh ons gaet ontdaeghen
775[regelnummer]
Aen u om een hechte-Jaa?
Eer ick weder heenen gaa;
Hoort een bede, mijn beminde;
Paert met uwen uw'-gesinden!
Trouwt, en kout, met uws gelijck;
Ga naar voetnoot#
780[regelnummer]
Net, by reyn, en pracht, by rijck.
Laet u Ieughden-bloem niet plucken
Van een, die u sou verdrucken;
Leyske-Lief, ké neemt geen, han'
Tot u vooght, en over-man!
785[regelnummer]
Neemt ey lieve mijn vriendinne
Een, daer vreughd in is te vinne!
Een, die 't goed, en quade weet
Waert aen yder is besteet.
Aerds-goddinne, dits voor 't leste,
790[regelnummer]
Neemt, en laetet mijn ten besten,
Dat ick u dus quellijck vall
Met dit jockigh Minne-mall.
Laet u hart, en soet ghenegen
Noch eenmael, tot my beweghen!
795[regelnummer]
Laet! mijn suchten van nu flus
Eens verkeeren in een kus!
Dubbel-Lieff! ick gaen my wenden,
Ga naar voetnoot#
Mijn garbaetheyt is ten ende!
Lieff eylaes! de Poort-clock luyt,
800[regelnummer]
lief, off leet, ick coom weer uyt.
| |
[pagina 301]
| |
Lijsje-Teunis.
IOncker-Maarten wel hoe dapper
Speult jouw monckje, wipper-wapper!
Iy spreeckt dat ick niet bekans
Onder-ken, uyt duyts, off frans.
805[regelnummer]
Maar hoe tiltigh keunje karmen
Ga naar voetnoot#
Mit jouw over-vreemde tarmen!
(Langst, daar sel geen coppe-spin
Comme groyen an jouw kin:)
Lieve Maarten, waarom quaamje,
810[regelnummer]
Waarom vreesje, waarom schaamje,
Waerom pasje op de Klock!
Off en seg'jet maar uyt jock?
Off ben ick te slecht van spreecken,
Off ben ick maar by ghebreecken,
815[regelnummer]
Asje nurgens beter meught,
Off ben ick te vol ondeught,
Off ben ick te byster schielick
Off te haastigh naar een hyelick?
Off ben ick te koud', of warm,
820[regelnummer]
Off ben ick te rijk, of arm,
Off ben ick te bott, of boertigh,
Off te mall, of alte toertigh?
Waarom druypje dan soo deur!
Off ben ick dan maar een leur?
825[regelnummer]
All' en kan ick juyst niet moyen
Als de Steedse klicker-koyen;
Ga naar voetnoot#
Evenwel, nochtans ick drill
(As ick maar wat danssen will.)
| |
[pagina 302]
| |
(Mijnent-halven ick mach dencken,
830[regelnummer]
Dat mijn Ioncker noch sommencken
Houd' te spraack, benevens mijn
Die gien haartje beter zijn;)
Dan wat ist, men prijst de kleeren!
Wie sou juyst soo Ioffers leeren,
835[regelnummer]
Die altijd hier op het lant
Heyt ghewijt, ghepoot, gheplant;
En ghemolcken, en ghekárent,
En ghekaast, om tegen 't Iaarent
Vyt te venten, op de martt
840[regelnummer]
Daarmen haackt, en kaackt, en wart.
Siet! al ben ick een Boerinne,
'kWeeter veul die mijn beminne
Om mijn Vaar, in Moertjes goedt,
Dat ick (Joncker) d'éele moet!
845[regelnummer]
Alsser een, van tween gaat sturven,
Dan sel ick wel vry wat urve!
Waaren sy te gaar een Lijck
Och! dan waar ick byster rijck:
Dan hadd' ick, twee duyster Këetten,
850[regelnummer]
Noch een Wey, van tien ghemeten,
Noch een Hof-sté, mit een Poort,
Noch een Boogerd groen omboort;
Noch veul Murgen-lants mit Kooren,
Noch veul, datje noch selt hooren;
855[regelnummer]
Noch veul rijp, en onrijp-saet,
Noch veul Ooft dat noch al staat
After ongsent, tot mijn Vaartjes,
Aan de boomen by de blaartjes,
| |
[pagina 303]
| |
Daar soo menigh schoonder geldt
860[regelnummer]
Alle jaars wort voor geteldt;
Dan noch zijnder, dortigh koeyen
Die ons eyghen land beloeyen,
En soo menigh schaep, en ram,
Gaander by ons eyghen dam.
865[regelnummer]
Daar zijn noch veul ander dieren,
Die rontom ons Houve tieren;
Paauwen, hoenders, en phesant,
Broe'nder op ons eyghen pandt.
Wel wat denckje, van dat hachje?
Ga naar voetnoot#
870[regelnummer]
Hoor mijn Ioncker, waerom lachje?
Hoe na meentje dan ghewis
Datter niet en schuyld off is?
Neen, ick blaas niet as de Ioffers,
As de kaal-schijn-rijcke stoffers,
875[regelnummer]
Die heur rijckdom, kas, en staat
Dreegen, lancx de vrije straat:
D'een vermoeytet an zijn armen,
D'aere leytet in zijn darmen;
Dan, och speultmen een verkeer!
880[regelnummer]
Die 't verliest, en krijght niet weer,
Ga naar voetnoot#
Die het wint, en keerd niet eerlijck,
Valsse botters treck-begeerlijck,
Die 't (seg ick) dus haale moet,
Steelt goe-luydtjes eer, en goedt!
885[regelnummer]
Trotse Maarte, jy seyd flusjes,
Asje mijn mit kriele kusjes
Seydet, 'k wilje kle'en, en re'en,
Ga naar voetnoot#
Lijck de Ioffers int ghemeen;
| |
[pagina 304]
| |
Mit soo byster moyen goetje,
890[regelnummer]
Mit een wayer, mit een hoetje,
Mit noch asmen siet alom
Onder jonck, en ouwer-dom,
Datter veul verwijffde dinghen
Coomen uyt de waan-lust springen;
895[regelnummer]
Mans as wijffs, en wijffs as mans,
Datme niet en weet by-kans
Watmen sel van Steeluy praaten!
Die soo lydigh boven maaten
Drille-voeten int ghewaey
900[regelnummer]
Van het schijn-moy-nieuwigh fraey.
Hoor eens Joncker, hoe waert doenlijck,
(Ick die maer een beetje groenlijck?)
Datje nochtans mijn wel sou
Maacken, tot een Joffer-vrou;
905[regelnummer]
Hoe sou ick mijn haar toch crullen
Iuyst, as heur de Iuffers hullen!
Hoe sou ick mijn boersse voet
Setten, as een muff-vrouw doet.
Hoe sou ick, mijn kort, off langher,
910[regelnummer]
Wit, off bruyn, off dick, off tanger,
Hoe sou ick, soo bloot, en kout,
Geyl, en veyl, en bloo, en stout
Durven strijcken, durven zeylen,
En alsoo de straat gaan dweylen,
915[regelnummer]
Daar de luy altans soo strack
Smijten, after rug een lack:
Vaar, ick vrees dat al het toysel,
Al het stricksel, al het ploysel,
| |
[pagina 305]
| |
Niet souw focken aan mijn huyt,
920[regelnummer]
As ick mit jou waar de bruyt!
En alsoo dan souw brageeren,
Guns, off hier, off daar ter eeren:
Eerst te Kerck, en dan te feest;
Och! ick wonder voor bevreest:
925[regelnummer]
Wat lust mijn de pronckers grillen,
Soumen goedt, en bloet, verspillen
Asmen niet en waar uyt
Moye-Maartens eel-dom spruyt?
Ioncker-Mallert, Heer van claghen,
930[regelnummer]
Noemtmen eens, jou vriend, en magen,
Hoe, en oock, en off van waar,
Is van daen jou moer, en vaar?
Oom, off meuy, en neeff, en nichte,
Dat heel sweemt op een ghesichte;
935[regelnummer]
Dat wat voll van moydery
Saatigh lijckt, voll heerschoppy.
Proncker, soud soo breet doch wesen
Asje mijn hebt aanghepresen?
Is jou váars-váar wel soo rijck
Ga naar voetnoot#
940[regelnummer]
As mijn moertjes-moérs ghelijck?
Sijn jou volck geen rentenieren,
Off schat-rijcke winckelieren,
Waarom pochje dan soo stout,
Op jou sulver, ende goudt?
945[regelnummer]
Op jou parels, ringen, rocken,
Op jou lecker-bete-brocken;
Op jou leer, en zy-tapijtt,
Op jou, dat soo licht verslijtt;
| |
[pagina 306]
| |
Op jou huysen as paleysen,
950[regelnummer]
Op jou datmen noch souw peysen
Watje mijn all grilligh sey
Hier, in deuse klaver-wey.
Hupsert, waarom haatje boeren
Die heur woordt niet juyst en voeren
955[regelnummer]
As de eelders, vande sté?
Ey toch, laatse vry mit vré!
Lantsert, wiltse niet misprijse,
Ga naar voetnoot#
Luy die op heur eygen wijse
Soo wat slecht, en recht, en rondt,
960[regelnummer]
Kouten mit een open mondt.
Wel hoe, loddelijck en loncker
Denckje niet eens op den doncker?
Letje wel, hoe 't schemer-licht
Tans, verduystert ons ghesicht?
965[regelnummer]
Hoort jou uyl, den huben swieren;
Ga naar voetnoot#
Hoort de sluyter noch al tieren
Die jou Steeluy poorten sluyt
Datme niet, off in, off uyt,
Weet te raacken, dan mit smeken,
970[regelnummer]
Mit wat inde hant te steken,
Daer hy dan (ast hem gelieft)
Iou, off umment schaars gherieft.
Macker, ist niet beter buyten
Daarme numment can besluyten?
975[regelnummer]
Daar, wanneermen mit zijn tween,
Niet en wort onpaar gesche'en?
(Iy seght) hecht mit uws gelijckheyd,
Reyn by moy, en pracht by rijckheyd;
| |
[pagina 307]
| |
Heyt mijn Puyckert mee wat poen,
Ga naar voetnoot#
980[regelnummer]
Soo kan hy wel beter doen
As an mijn: Nouw gaat jou praater;
Houdje pratte poffe-snater:
Ey! gaat deur Vaar, (lusje wat)
Vrijd, en mijd, en lijd, in stadt.
985[regelnummer]
Kijckt, och siet den droeven Leendert!
Maar, hoe schits bevielt den queendert
As hy most om jouwent will
Sluypen deur, en swijgen still:
Ioncker, ofme jou soo dede
990[regelnummer]
Wat souw jy al schimper rede
Teghens mijn gaan spoughen uyt;
Iy soud' roepen, yle-tuyt,
Tongen-schrapster, leugen-naeyster,
Al-beschick, en al-bekrayster;
995[regelnummer]
Vleys en bloet-dieff, oogen-schijn,
Watter noch can argher zijn.
Soo schabaaulijck souwje tieren
Buyten re'en, en goe manieren,
Dat ick jou moos-Jancker de'e
1000[regelnummer]
Sulcken lieven mallen-wee:
Ga naar voetnoot#
Arme Leendert 't sockelaartje!
Och! hoe treckt hy by zijn haartje;
Siet! hoe Dickert staat en weend
As hy op zijn stockje leend:
1005[regelnummer]
Al de Leenders zijn wel goetjes,
En wel dreuns, en suycker-soetjes;
Ey! de bloe'n die meenen stracx
Datment off-slaan, meent al kacx.
| |
[pagina 308]
| |
Wech kaal Joncker, staackt jou praatjes,
1010[regelnummer]
't Wort al duyster, en vry laatjes,
Gaat weerom van daarje quam;
Ick gáa t'huyswaart, na BREDAM.
't Gaye wel dan eelen kluyver;
Ick ben toch niet al te suyver:
1015[regelnummer]
Ick en ben noch vast, noch van,
Mit mijn eerste Boere-man.
Nouw sweerick by Zeeuwse blancken,
Sijnt geen rechte slimme rancken
Datter numment is vernought,
1020[regelnummer]
Asmen elck by 't zijne vought?
Soet, mit laf, en sout, mit siltigh,
Hitt, mit heet, en kouw, mit kiltigh;
Wel, mit goet, en steegh, mit stuyr,
Quaat mit boos, en wrang mit suyr:
1025[regelnummer]
(Kan het deeg'lick kluyven heete
Ga naar voetnoot#
Daar twee knorren om een beete?
Seytmen niet, dat twee an een
Selden, blijven ongesche'en?
Nu de GEYN, hier kond' ghy mercken,
1030[regelnummer]
Liefden aert, en Vryers vvercken,
Veynsen, peynsen, eyghen-baet,
(Dat in't Minne-Mall bestaet.)
Vrient, als ghy de HAEGHSE Linden,
Siet vol Lieve-Mall ghesinden;
1035[regelnummer]
Daer ons HUGENS van vermeldt,
Als hy menigh stapjen teldt
Int VOORHOUTSE schaduvv'-lommer,
Daer de vreughd', en jeughden-commer;
| |
[pagina 309]
| |
En al vvat de Min omvat
1040[regelnummer]
Sich vertoont, int Linden-Padt.
Denckt dan, met versonde-sinne
Op de Zeeuwsche-dubbel-minne,
Datter altijd Liefde-Mall
(Is te vinden,) over all.
1045[regelnummer]
Dit, heb ick vvillen senden
Om mijn gunst, tot kunst te vvenden;
GEYN, ontfangt dit voor u deel,
Van een Minnaer der Pinceel.
A.V. Venne.
Ick soeck en vin.
|
|