Zeeuwsche Nachtegael en bijgevoegd Tafereel van sinne-mal(1982)–Anoniem Zeeusche Nachtegael– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 153] [p. 153] Omnia assentariis quaestus nunc multó est uberrimus. WAer dat ick keer mijn selfs, of wend, Mijn schaduw' altijd na my rent, Wanneer ick sta, soo staat sy recht, Wanneer ick legh, sy legt ooc slecht, 5[regelnummer] Soo ic my buyg, sy buygt haar meê, Ga ick van hier, sy gaat van steê. Sy springt met my, wy loopen bey, Wanneer ic dans, sy maact haar rey. My dunct dit is de rechte aard 10[regelnummer] Van een die pluymstrijct onvervaart, Van een die yder na sijn sin Kan praten om sijn vuyl ghewin, Soo ghy yet wilt, hy wilt het met, So ghy yet prijst, hy noemt het net, 15[regelnummer] Al 't geen ghy laact, dat dunct hem quaad, 'tGeen u behaaght, dat is sijn praat, Soo ghy het wit sult sien voor swart, Of sachte dingen noemen hart, Hy sal u sotheyd volghen naar, 20[regelnummer] End van u schillen niet een hayr, [pagina 154] [p. 154] Soodanig mensch springt met u om, Dan goed, dan quaad, dan slim, dan krom, Dan hoogh, dan leegh, dan wijs, dan mal, Naar dat 't gewin in hem draeyen sal. Vorige Volgende