Zeeuwsche Nachtegael en bijgevoegd Tafereel van sinne-mal(1982)–Anoniem Zeeusche Nachtegael– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Nopen. KEes laeckt uyt alle macht een hof hem vvel gheleghen; En prijst in teghendeel sijn vvijf, een vuyle geyl; Ghy vraeght vvat onse Kees tot beyde mach bevveghen; Het eene kocht hy geern, het ander heeft hy veyl. 5[regelnummer] Katrijntje vveyghert noyt, en siet! noch blijftse maeght; Vraeght yemant hoe het comt, tis dat haer niemant vraeght. IAn Grollaert drijft de spot met alle soete dieren, Hy vvil noch echte vrouv, noch jonghe dochter vieren; [pagina 149] [p. 149] Dees is te lijdich cleyn, en gene veel te groot, 10[regelnummer] Een ander al te bleyck, te geel, te peers, te root. Hy is de vijste nurck van alle stuere coppen, En noch vveet Lijsje raet om hem den mont te stoppen, Want alsse desen vent maer voor den spiegel set, Hy svvijgt van stonden aen gelijck een pisse-bed. 15[regelnummer] Ghy vraegt my vvatter schort, dat als ick u ghemoete Of oorlof van u neem, u noyt met kussen groete: Hoort Els, tis geen vermaeck te kussen aen den mont Die groot vermaken neemt te kussen haren hont. Souckt meysjes; Aeltje mist een steen uyt haren ring; 20[regelnummer] Och of doch eens de steen uyt haren boesem ging! DIe meynt dat Fop de Alkumist Sijn ghelt en goet om niet verquist, En dat hy nimmer vinden sal Die Steen, soo kenbaer over al; 25[regelnummer] Die heeft voorvvaer hem gans vergist, Die heeft geheel end al ghemist: Hy heeft, ghevvis, hy heeft de Steen, Jae heefter even tvvee voor een. Wat lachje vrient? ten is gheen raes, 30[regelnummer] Den eersten creegh hy in de blaes; Dat vvas voor doen sijn tijt-verdrijf, Den tvveeden creegh hy op het lijf; Dus creegh hy meer als sijnen vvensch; Een is ghenouch voor eene mensch. Vorige Volgende