De zang-godin aan 't Y. Deel 1(1755)–Anoniem Zang-godin aan 't Y, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 31] [p. 31] 't Zoetste. Allegro. Aan den boord een 's helder beekje sagh de teedre Roozemond: Dus gaan onse lente 't waa-ter in een lugtig streekje zag-jes vlieten langs de grond. dage, Sprak zy onverhoeds voorbij, laat ons die de min op draagen, Dat's de zoetste lekkernij. Even als men 't vallend Water, Dat langs de Oevers heenen vliet, En voorby stuurt met geklaater, Nimmer wederkeeren ziet; Zo gaat ook de aanvalligheeden, Als haar luister is gedaan, Schielyk heen met snelle schreeden, En haar glans groeit nooit weêr aan. Alles werkt, en voed verlangen, Niets is vrugteloos gemaakt; Minnen, en zyn wensch t'erlangen, Is het lot daar elk na haakt. Faebus! koesterd d'aardsche daalen; 't Dag-ligt steld Aurora in; De Oever moet de Zee bepaalen, Maar het hart is voor de Min. Vorige Volgende