De zang-godin aan 't Y. Deel 1(1755)–Anoniem Zang-godin aan 't Y, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 28] [p. 28] De Morg en stond. Grazioso. Hoe lieflijk rijft gij uijt de kim-men, o Zon, o Zon, Ik zie u langsaam klimmen U glans verdrijftden vaalen nachtniets evenaart uw wond'r'en pracht, o Vreugd, o Vreugd van't aardsch geslagt, Gij hebt alreeds de toppen van berg en duin verlicht, Gij laakt de zib're droppen des dauws des dauws van duizend rooze knoppe 't gebloemte spreijd een geur in't rond, O liefelijke morgen-stond, Hoe streelt, hoe streelt gij ons gezicht. [pagina 29] [p. 29] Ik hoor de Vogels in de Boomen, ô Zon! ô Zon! u bly verwelkoomen; De Wild-Zang van 't gevéderd Choor Vervult de Lucht, verrukt my 't Oor, En klinkt, en klinkt de Blaadjes door; Ik zie de Schaapjes springen, Al 't Land-Volk is ontwaakt, Gints nad'ren de Veldelingen, ô Zon! ô Zon! uw glans noopt hen tot Zingen; Ach! dat nu ook myn Clorimeen My met haar vriend'lyk Oog bescheen, Dan waar, dan waar myn vreugd volmaakt. Vorige Volgende