Zaan-vreugd, opgedragen aan de Zaan-landze jeugd(1790)–Anoniem Zaan-vreugd, opgedragen aan de Zaan-landze jeugd– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina D6r] [p. D6r] De aankomende lente. Wijs. Avec les yeux dansle Village. Of Jndien oolt maagd baar droeve klagten. 1. De guure Winter is geweken, Door 'r komen van de lieve Lentt': Elk schept weer adem onbezweken Nu al het vriezen heeft een end. Men wind de kielen uyt de haven. Met kragt weer in het ruime Zop. Het Vee gaar na de wey toe draven, En geeft de warme stal de schop, bis. [pagina D6v] [p. D6v] 2. Den Boer, verlaat den haart: de weijen Zyn nu niet meer met vorst belaan, Nu Venus hare dart'le reijen, Weer aanvoert met de nieuwe Maen. De lokkende bevalligheeden Gaan met de Nimphes hand aan hand, Vast dansen met gezwinden treeden, Als jonge lammeren in het land, bis, 3. Terwyl Vulkaan vol zorg, en yver De warme Reuze Smits, weer gloeid, En zoo van tyd, tot tyd nog styver, Weer klopt, en arbeyd onvermoeid Bekranssen wy dan onze haren, Met groene Mirth, het is nu tyd, Nu 't veld gesiert met kruyd, en blazen Het eerste groen ons niet benyd, bis. [pagina D7r] [p. D7r] 4. Laat ons, uit onze beste kofferen, 'k Meen uyt de Koê en Schapen stal: 't Saizoen een Schaap of Geytje offeren, De geurige Lente ten geval. Het is nu tyd om vry van kommer, Wyl 't Jaar, zoo zoet neemt zyn begin; Zig te vermaaken onder 't lommer En blaaken in de reine min, bis. Vorige Volgende