Stefan Hertmans
Geachte Heer Redig,
Ik dank u zeer voor de mij toegeworpen spreekwoordelijke parels. Ik ben uw dankbaar knorrend zwijn.
U hoeft zich echter helemaal niet zo persoonlijk aangevallen te voelen, ik vrees dat u uw aandeel in mijn essay een beetje overschat. Herleest u mijn tekst nog eens als u gekalmeerd bent: ik heb het niet over uw fantastische beleid, maar over de escalatie naar een conformistische vorm van pseudo-progressieve kunst, die in de greep raakt van zelfverblinding. Ik ben namelijk nog veel ergerlijker dan u denkt: ik beschouw mezelf ook als progressief denkend en als bezorgd om de emancipatieve kracht van de kunst. Ik pleit dus voor engagement, hebt u 'm?
Dat mijn bedenkingen u zo van streek kunnen maken, maakt mij dan weer een beetje ongerust: is het dan toch nog erger dan ik dacht? Moet ik dan toch uw richting uit kijken?
Onverbeterlijk optimist als ik ben, blijf ik uiteraard hopen op een iets minder adrenaline-gedreven lectuur van mijn tekst. Een ‘grof dichtertje’ heeft nu eenmaal niets anders dan de hoop op nuance om zich aan vast te klampen in de grotemensenwereld van beleidsmakers die het schuim op de mond krijgen als iemand een kritische vraag wil stellen.