aanhouden). Noch het wetboek, noch het woordenboek verschaffen de nodige hulp, ook dierkundige Hendrik Pootjes aanvankelijk niet. Maar zijn suggestie om een aanvraag te doen als officieel dier erkend te worden, wordt toch uitgeprobeerd. De onrust neemt echter te veel toe in Grimmelom, en de Gnokkel vertrekt weer huiswaarts. In het bos wordt het verwelkomd en beseft het ‘Ik weet niet wie of wat ik ben, maar ik weet wel dat ik vele vrienden heb en dus ben ik gelukkig.’
Een vlot geschreven sprookje met de traditionele stadia zoals door Sölle geabstraheerd in een artikel:
1. | Wereld die volmaakt lijkt: toch ontbreekt iets en is er het verlangen naar iets buitengewoons (hier de eigen identiteit). |
2. | Exodus van deze wereld (van het bos naar de stad). |
3. | Vele dwalingen tijdens deze reis, het schijnbaar vinden en toch weer verliezen. |
4. | De weg naar binnen: verloren gaan dat zichzelf vinden is. |
5. | Terug de wereld (van het bos) in: happy end. |
Maar na het lezen van dit drommelse droomdier voel je je al wat ver van die sprookjesachtige mengeling van lieflijkheid én gruwelijkheid waar de pedagogen zo om hebben gepalaberd. En inderdaad in een ander sprookje wordt ekspliciet het wrede en gruwelijke vermeden. Een lieflijk sprookjesschrijven met het geluk als eind(doel).
Dat de harde werkelijkheid volledig vermeden wordt is echter evenmin waar. Vooral in het verhaal ‘Wil je een nijlpaard hebben?’ komen verschillende menselijke (materiële) wensen aan bod die op een gedegen en aangepaste manier behandeld worden.
Het grootste gebouw dat de wensen bevat is een garage voor auto's, en voor bepaalde landen bestaat de enige wens uit broden en nog es broden: jawel, hongerdromen. Heel summier werd een pak maatschappijproblemen aangeraakt, maar even vluchtig weer teruggeplaatst.