Yang. Jaargang 15(1979)– [tijdschrift] Yang– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 172] [p. 172] De monniken van Senanque zij stierven er snel en stil en zonder overtollige reutel spoedden zij zich heen van sterfplaats naar sterfplaats, jaren ouder van jaren verlangen. als zonderlinge geliefden woonden zij in het landschap, aan alle wensen der weelde ontwend, zachtmoedig als wat niet meer wordt gevreesd. zij kenden geen verhuizen meer. en wij, gekomen uit de oorden van het roekeloos woekerend woord, wisten tussen stof en steen en stilte de ampere galm van hun stappen nog bewaard, en zwegen, als voorgoed ontheemd, in de leerzaamheid van zeldzame minnaars. en van jaren verlangen werden wij jaren en jaren ouder. [pagina 173] [p. 173] Een natte lente hoe komt het soms dat wij de vreugde vrezen en lommer liever nog dan licht als ons verdrietigste vertier believen; en lusteloos naar oude dichters luisteren en de versletenheid van ziek plezier in een veranda van vergaan verlangen? hoe komt het soms dat onze blikken niet verbleken? nu zelfs de bloemen op de kopjes tee lijken verwelkt schuift ook het landschap langzaam ons voorbij, wij die van teveel afscheid wuiven roerloos werden. en ook begeerte heeft haar schaduwhoekje opgezocht en weeft haar webben van het zuiverste gemis, terwijl de wind voorgoed verwijlt in herfstjapon, zijn herfstig tochten wars van hartstocht is. schenk dan toch, Heer, soelaas aan de vermoeiden, en laat hun slaap een strand vol schelpen zijn, en laat hun droom een mond vol zoenen zijn, slechts veel vergetelheid kan hen nog ooit verzoenen. Luuk Gruwez Vorige Volgende