Yang. Jaargang 13(1977)– [tijdschrift] Yang– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 137] [p. 137] Gedichten Iets met het uitzicht van een vrouw I Eens wreven twee mensen twee blokken ijzerhout tegeneen, maar hun schoudergewrichten leden aan een onbewust gemis zodat geen genster ontstond. Het uur van het vuur was nog niet gekomen. Immers alles komt op zijn tijd. Ze stonden nochtans met vaste voet in de pas ontstoken zon. De ene zei: kijk en de andere keek maar geen van beiden zag. Toch hield ze vol dat ze zag (ze zag er uit als een vrouw) en hij (want hij was een man) laboreerde gewetensvol aan de waan dat hij zag. Tot achter zijn rug een vlam ontlook. Hij wendde zich om en zijn blok vatte vuur. Maar zij zegde toen nog: er is geen vuur het uur van het vuur is nog niet gekomen. Echter hij droeg het vuur voor zich uit. Maar zij, ze heeft nooit vuur gezien. [pagina 138] [p. 138] II Druiden plukten de marentak in de ogieven van eiken en beuken de blik opgericht naar de gewelven waar de zon en de wolken orgels van licht bespeelden. In die kerk heb ik mezelf gedoopt omdat ik een heilige heiden wilde worden zonder gaven gods en gewetensvol. Dat was toen ik inzag dat levende zuilen vervangen waren door dode pilaren waaraan je zuigend hing met verstorven mond omdat je geen bijtenskracht bezat. Maar je zoog alleen je gebeden op terstond door je speeksel verzuurd en met een houwel doorgeslikt. De oneindige adem van het heelal was voor jou slechts een verlepte lieve heer tot consecrator uitgeroepen van je verlafte levensangst, met de moedermelk ingezogen, tot in haren en nagels doorgebeefd en tot deugd verklaard. Je prees jezelf van die deugd doordrongen. Maar in al het H20 van je lijf drong van de zeven kleuren van de regenboog niet één ooit door zelfs niet rood voor je bloed. [pagina 139] [p. 139] III Niet door mijn hand ben jij gestorven want zie hoe rein van jou mijn handen bleven. Reeds van tevoren was al je beleefdheid afgeleefd omdat je geen mens bereiken kon geen dier en de planten, zelfs de koniferen, bevroren in de lucht om je heen. Zo ging je kilte je vooraf ze kegelde breed alle kanten uit en volgde je zonder te verzachten overal. Kortom, ze was alom aanwezig zoals je lieve heer, de scheider. Niet door mijn hand ben jij gestorven maar door een virus die op oude maagdenvliezen is belust en die vooral de miniemste lust die door geen lust geschonden zijn. Hij heeft weliswaar geen naam maar zo zijn er nog. Jan Vercammen Vorige Volgende