tie’) is erg belangrijk. Het helpt de totale betekenis kreëren, wat maakt dat die gedichten ondanks nun - op het eerste gezicht - poëtische doorzichtigheid niet zo gemakkelijk te interpreteren zijn.
Welke is je poëtische background? Enkele van je gedichten doen nogal expressionistisch aan. Is er inderdaad enig verband met Duitse expressionistische dichters als A. Stramm, G. Trakl, G. Benn of met iemand als Paul van Ostayen, om maar dichter bij huis te blijven?
Er zijn geen banden met het Duitse expressionisme. Van Ostayen ken ik natuurlijk wel. Ook herinner ik me de diepe indruk die Marsman op me maakte toen ik vijftienzestien jaar was. De in het Nederlands schrijvende dichters waarvan ik hou of hield, of die ik ken, hebben me - denk ik - niet erg beïnvloed. Ik vermeld de onvermijdelijke drie: Achterberg, Lucebert en Claus. Voor het overige is mijn belangstelling, ook beroepshalve, Angelsaksisch gericht, met een voorkeur voor het proza. Wel bewonder ik bijvoorbeeld het métier van iemand als T.S. Elliot.
Ben je van plan je literaire kreativiteit te beperken tot de poezie, of wens je ook andere genres te beoefenen? Waar hou je je thans mee bezig?
Zelf beperk ik me niet. Ik word beperkt. Tijd voor literatuur blijft er me de jongste tijd niet veel over. Wachten op betere tijden dus.
En dan? poëzie? - waarschijnlijk, in beperkte mate. Proza? - ik weet het echt niet. Toneel edm.? - trekt me wel aan. Kritisch werk? - ja, denk ik wel.
Je bent ook redacteur van het tijdschrift RESTANT. Welke is je visie op het literaire tijdschrift in het algemeen en het zogenaamde jongerentijdschrift in het bijzonder?
Een literair tijdschrift moet in elk geval méér zijn dan een bloemlezing. Restant onderscheidt zich wellicht van sommige andere tijdschriften door een strengere selektie van kreatief werk en een nadruk op stevig kritisch werk. De uitvoering van interessante pro-