heel relatief hoor, maar ik heb toch wat meegekregen i.v.m. de linguistische problematiek, de literatuur-theorieën en allerhande filosofieën.
Mijn specifieke background? Ik lees geweldig veel literatuur, en mijn basis vorm ik via proza, toneel en poëzie. Momenteel lees ik voornamelijk Vlaamse en Nederlandse auteurs (zowel in tijdschriften als in boeken), omdat ik het absurd vind te kunnen lullen over heelwat buitenlandse schrijvers, terwijl je geen bal afweet van je eigen taalgenoten. Er lopen er al genoeg rond die hun aanstekelijk minderwaardigheidscomplex betreffende de Vlaamse literatuur koesteren. Ze hebben ongelijk. Ik lees natuurlijk ook sociologische en maatschappijkritische boeken. Een thematiek haal je immers niet zo maar uit je zak vandaan. Dat alles vormt ongeveer de background, laat me liever zeggen: ook dat kan een gedeelte van mijn gedachten vormen wanneer ik schrijf, want je eigen ervaringen zijn even belangrijk. Maar ik schrijf niet over mijn persoonlijke (on)gelukjes, die gaan niemand wat aan, ik probeer een algemene problematiek aan te raken; daar heeft de lezer meer aan.
De dood speelt in je bundel, De moordenaar en zijn vroedvrouw, een rol die als ambivalent kan omschreven worden. Kun je dat vanuit je persoonlijke ervaring verklaren? Vind je het een teken des tijds dat de doodslyriek de jongste jaren aan belang schijnt te winnen?
Als je de dood goed bekijkt, is die steeds ambivalent. Mijn titel vermeldt de twee elementen overigens. In de bundel zijn vooral de woorden angst, bloed, en dood van kapitaal belang. ‘Bloed’ en ‘dood’ betekenen zowel dood als leven, dat hangt af van het interpretatieniveau (P. Hadermann spreekt van een ‘vampiercomplex’. Mooi he, maar het klopt).
Angst heeft iedereen, voor het ongewisse, voor het onzekere. Het leven is onzeker door de dood, en in zekere zin vice versa: in het orgasme wordt gezocht naar een breuk in de menselijke discontinuiteit, m.a.w. men ‘kan’ enkele ogenblikken als het ware continu zijn. Dan is het weer gedaan, maar je bent toch even