‘Mijn zoon zegt: ik zit in jouw ogen vader’
(uit ‘Torso’)
Mijn zoon zegt: ik zit in jouw ogen vader.
Maar hoe kan hij nu al verstaan
die grijpt naar het venster
niet om gordijnen te sluiten
niet om het landschap te zien
Rondtastend dan in het donker
herken ik het bed en mijn zoon.
Hij vraagt licht hij heeft nog honger
Hij kijkt zijn vader stralend naar de ogen
en kruipt onschuldig in mijn huid -
en dit kan ik hem niet beletten
of ik een god aanbid of hoon.
Ik weet mijn vrouw trots op ons letten.
Ik weet gordijnen en muren ontzette
schaduwen waar hij naar kijkt en fluistert:
vader ik woon in jouw ogen. Ik hoor
het hem zeggen op de toon
die hij vanavond nog niet heeft gevonden:
N.B. Deze gedichten werden door de samensteller (H.V.) gekozen uit ‘Gedichten 1959-1973’, Willy Spillebeen (Standaard Uitgeverij, Gemini Literaire Paperback, Antwerpen, 1973, 268 blz.) en hier gepubliceerd met toestemming van de auteur en de uitgever.