| |
| |
| |
Fragmenten uit een interview met Clem Schouwenaars voor Moritoen-Brugge op 29 nov. 1973
Clem Schouwenaars, je roman De Seizoenen - in Antwerpen geschreven, van op een afstand dus - vertelt over je verblijf in Lampernisse. Sinds enige tijd ben je weer in de Westhoek ingetrokken, nl. in Lo. Waarom?
Ik ben teruggekeerd naar de Westhoek gewoon omdat ik van die streek houd. Niet om andere redenen. Misschien ben ik er ook wel sentimenteel aan gebonden. Maar de reden is dat ik het liefst daar woon. Indertijd heb ik de landkaart genomen en gezegd: waar zou ik nu 'ns gaan wonen? Toen ben ik naar de Westhoek gegaan. Ik ben van zins daar een heel tijdje te blijven. Hoelang weet ik niet.
Wat richt je daar de godganse dag uit? Volg je hetzelfde ritme als in De Seizoenen beschreven?
Ik ben heel erg ongedisciplineerd. Ik deel alleen mijn dagen in als ik aan het schrijven ben, maar dat doe ik zeker niet elke dag. Dat gebeurt in vlagen, in perioden. Als ik een roman schrijf, dan werk ik door, als een kantoorbediende. Dan regel ik mijn uren, zo van 8 tot 12 en van 2 tot 7. Anders komt daar niets van. Dat betekent ook dat alles vrij vlug gaat. De Seizoenen is geen klein boek en dat heb ik toch op vier weken geschreven. Maar dan doe ik daarna maandenlang niets.
Laat me nog eerst een sprongetje in de tijd terug maken: na de oorlog -en daar heb je ook herinneringen aan, cf. wat je links en rechts daarover geschreven hebt - ben je rechten gaan studeren aan de V.U.B. Maar je werkte niet af.
Nee, omdat ik ook geen zin had. Na de humaniora wist ik niet wat te beginnen. Toen koos ik rechten,
| |
| |
omdat daar geen wiskunde bij kwam. De eerste twee jaren vond ik heel interessant: filosofie, psychologie, literatuur... In het derde jaar begonnen ze met art. zoveel... en toen heb ik gezegd: 't is gedaan!
Een tijdlang ben je dan werkzaam geweest als public relations officer. In Tweemaal leven behandel je dat trouwens.
Ja, dat ging zo: ik moest bij het leger, was acht jaar verloofd en toen moest aan trouwen gedacht worden. Ik belandde dan als P.R.O. bij Bell-Telephone. Dat kwam erop neer, dat je met allerlei groepen door die fabriek moest lopen en uitleggen wat er te zien was. Maar daar kende ik ook niks van. Dat was erg technisch en na twee jaar ben ik daar weggegaan.
Omdat je journalist wilde worden, of was je dat toen al?
Nee, in die tijd had ik twee bundeltjes gepubliceerd: dus helemaal nog geen kans om als journalist ergens iets te doen. Stilaan is dat begonnen. Dat heb ik zo een jaar of twee links en rechts freelance geprobeerd. Dan ben ik toevallig in het onderwijs terechtgekomen. Een burgerlijk ingenieur die bij mij op Bell-Telephone zat, ging in het onderwijs en hoorde dat ze iemand nodig hadden om acht uur moraal te geven.
Deed je dat dan?
Ja. Daar zijn dan een paar uur Nederlands bijgekomen. Daarna ben ik in de Academie voor Schone Kunsten - ook in Antwerpen - beland, waar ik literatuur in de afdeling architectuur gaf. Maar al spoedig maakte ik daar ruzie met de directeur en onze goede vriend - de toenmalige minister - Van Mechelen.
Je zegt dat met een flink scheutje ironie.
Wel, ik heb daar een beetje last rnee gehad. Maar dat is allemaal voorbij.
Nu werk je toch nog freelance voor een bepaalde krant?
Voor De Nieuwe Gazet in Antwerpen schrijf ik nog
| |
| |
altijd boekbesprekingen - en ook voor de radio.
Ik stel vast, dat je in de jongste tijd haast stelselmatig vele bruggen hebt opgeblazen. Is dat soms gebeurd met in je achterhoofd die dwangidee: ik zou me fulltime met literair werk willen bezighouden?
Nee, maar het is er wel een gevolg van. Toen ik naar Lampernisse ging - dat is drie jaar geleden, deed ik zulks om uit de stad weg te zijn. Ik zat daar dan in Lampernisse, waar je gewoon niks kunt doen. Van dat moment af heb ik gezegd: nu moet ik erdoor en ga ik niks anders meer doen.
Je had toch al veel langer de titel De Seizoenen in je hoofd, zelfs de idee om een dergelijk boek te schrijven?
Dat is waar. Er zijn er die gezegd hebben dat ik daarom in Lampernisse ben gaan wonen. Dat is niet waar. Wel is 't zo, dat ik daar toen aan gedacht heb om iets te schrijven dat erg met de natuur verbonden was. Lampernisse is de aanleiding daartoe geworden.
Je hebt onlangs de Yangprijs voor De Seizoenen gekregen. Commentaar?
Ik vind het sympathiek, omdat die jongens dat helemaal niet doen volgens burgerlijke normen. Die bekroning komt er in feite op neer: ja, we hebben dat gelezen en we vinden het goed. Dat is altijd sympathiek en voor de rest is daar weinig komedie bij.
Geld is aan die prijs niet verbonden?
Helaas niet!
Het boek is sterk autobiografisch: geef je 100% weer wat je overkomen is of romanteer je bepaalde dingen? En in dat geval: schakelt dat de eerlijkheid van watje te zeggen hebt, niet uit?
In de eerste plaats: De Seizoenen is een roman. Ik ondervind te veel dat de meesten zeggen: die Zevenbergen, dat is Schouwenaars. Dat klopt niet helemaal. Het blijft een roman met een stukje autobiografie. Maar heel veel dingen zijn in dit boek
| |
| |
gefantaseerd.
Dat is wellicht het gevolg van de afstand die Zevenbergen van die belevenis scheidt? Het feit dus dat je achteraf schrijft?
Daarom heb ik ook de hij-vorm gebruikt. Om meer afstand te kunnen nemen. Dat is zuiver technisch.
Uiteindelijk ben je toch in de ik-vorm beland?
Door de afwisseling van bedenkingen die ik daartussen breng. Die zijn natuurlijk in de ik-vorm geschreven, omdat het de man zelf is die praat.
Je doet het ook een tijdlang in de jij-vorm.
Dat is een stijlprocédé. Dat gebeurt wel meer, denk aan Zelfportret van Herman Teirlinck.
Maar critici zijn soms zeer spitsvondig en zien de dingen vaak ook anders dan de auteur die het boek geschreven heeft. Hugo Bousset heeft er onder meer op gewezen, dat er een verschuiving zit in de innerlijke monologen van de jij- naar de ik-vorm, naar de schrijver die zich helemaal teruggevonden heeft.
Ik geloof dat dat interpretatie is. Het is gewoon een manier van praten, zoals je dat vaak met jezelf doet. Ik geloof dat dat gewoon een kwestie van stijl is.
Waarom zou je niet alles in een ik-vorm schrijven? In De Seizoenen zei je: Iedereen mag voortaan alles van mij weten, alles over mij horen. Ik heb geen geheimen en geen verborgenheden meer. Geen valse schaamte. Ik houd niets meer achter, verzwijg niets meer en geef mij volkomen bloot. Cf. blz. 379.
Dat gebruik ik in Oog in Oog als motto. Dat noem ik een roman - helemaal in de ik-vorm - maar niet in de zin als De Seizoenen. Als ik in Oog in Oog ‘ik’ schrijf, dan ben ik dat ook. Maar in De Seizoenen is die ik Zevenbergen en die spreekt over zichzelf. Je mag die twee niet helemaal op elkaar doen passen. Ik had voor Oog in Oog ook een motto kunnen nemen van een andere auteur; het is alleen maar een motto om dat boek te rechtvaardigen.
| |
| |
Ik dacht dat zulks precies een reden was om te besluiten dat Zevenbergen en Schouwenaars samen vallen.
We zouden De Seizoenen bladzijde per bladzijde kunnen overlopen en ik zou kunnen aanduiden wat gefantaseerd is en wat niet. Maar dan zitten we hier morgenvroeg nog. Trouwens, zo maak je een roman stuk. Je moet het als een geheel zien. Wat echt is en wat niet echt is: dat vind ik minder belangrijk, tenzij voor mensen die een en ander over het persoonlijk lot van de auteur willen vernemen. Maar dat staat buiten de roman.
Eigenlijk kun je dus romanceren en niet 100% autobiografisch schrijven en toch een authentiek boek maken. Een boek dat eerlijk is - wat de bedoelingen betreft en de meningen die erin geuit worden. Je fantaseert je dus niet weg van de dingen zoals je die ervaren hebt. Je doet er geen doekjes om. Je stelt ze niet mooier voor dan ze geweest zijn. Je hebt dus in De Seizoenen de bedoeling gehad om echt ongeremd te schrijven?
Ja, dat alleszins.
Als je het boek tijdens je verblijf in Lampernisse zelf had geschreven, zou het dan niet (nog) eerlijker zijn geschied? Wellicht ben je achteraf toch gaan schiften.
Ter plaatse zou ik zo iets niet kunnen schrijven, of het moest een reportage zijn. Het boek is in Antwerpen geschreven. Ik schrijf in Antwerpen over de Westhoek: de dingen die wij ons herinneren zijn trouwens de belangrijkste. Alleen de dingen die je achteraf nog weet, die het meest indruk hebben gemaakt, zijn belangrijk om in een roman verwerkt te worden. Ik heb ooit 'ns gedurende drie maanden een dagboek bijgehouden. Als je dat na een jaar herleest, blijft er niet veel over dat waardevol is.
Als je achteraf herinneringen ophaalt, ben je dan niet in strijd met watje in het boek bij herhaling zegt: dat je niet moet leven met herinneringen, omdat zulks slechts valse illusies kweekt? Meen je het echt als je
| |
| |
zegt: ik schrijf voor lezers die daar ev. iets aan hebben?
Ja. De mensen in die streek van Lampernisse lezen het boek anders dan mensen uit de stad. Ze lezen het om te zien: wie is die en die... Stadsmensen hebben er ook wat aan, gewoon omdat er veel dingen in terugkeren die de mensen in zichzelf aanwezig weten.
Je meent dus werkelijk iets aan anderen via het boek te kunnen zeggen?
Je mag dat ook niet overdrijven. Ik geloof niet, dat je met een boek - om het even hetwelk- de wereld kunt veranderen. Dat niet. Maar als er enkelen zijn die er wat aan hebben, vind ik dat voldoende. Ik zou momenteel niet een boek kunnen schrijven en zeggen: dat is nu voor mij, dat stop ik in de lade. Ik schrijf niet om te publiceren, want dan zou ik wel elke maand een boek kunnen publiceren. Maar als ik er een schrijf - en ik vind het goed - dan wil ik het uitgeven. Toch heb ik er al veel weggegooid.
Nu leef je fulltime als schrijver. Je hebt dus meer tijd om te schrijven en je schrijft m.i. ook meer. Heb je meer inspiratie dan wanneer je tussen de telefoondraden zat? Blijf je inspiratie halen uit jezelf?
'k Kan niet zeggen of dat zal blijven duren, er kan best een dag aanbreken, dat het afgelopen is. Nu ben ik van plan een meer fictief verhaal te schrijven, niet zo autobiografisch, al zit er in elk boek een stukje biografie. En wat die inspiratie betreft: zelfs als je gewoon ergens werkzaam bent, maak je niets mee, enkel de dingen van elke dag en die vind ik belangrijk genoeg. Dat heb ik in Oog in Oog gedaan, gewoon een dag beschrijven: over de straat lopen, naar de winkel gaan, enz. Dat krijgt na verloop van tijd een andere dimensie, nl. die van een roman.
Die indruk hebben de lezers van De Seizoenen in het eerste gedeelte ook wel gehad: er zijn niet zoveel boeiende belevenissen, er moet gewacht worden tot er iets gebeurt. Het boek moet precies op gang komen...
Ik geloof ook niet dat er in de rest van het boek veel gebeurt!
| |
| |
Er gebeuren wel een paar boeiende dingen, vind ik. Bijv. die reis naar Antwerpen, die crisis, die brand... 't Is alsof het personage op dreef geraakt.
Ik geloof dat dat een persoonlijke mening is. In heel het boek gebeurt er bitter weinig, als je een reis naar Antwerpen al een gebeurtenis moet noemen.
De kern van het boek zit wellicht in de twee laatste seizoenen. Zevenbergen komt daarin nl. op voor een aantal meningen, overtuigingen, meer dan in de eerste twee delen. Hij formuleert er wel zeer klaar zijn opvattingen.
Mij treft het ook dat in het verhaal alle goede dingen tegen het einde samen komen. Dat is dus mogelijk?
Ik denk dat het nogal vaak zo is. Op momenten dat het goed gaat, valt alles erg mee en wanneer 't slecht gaat, gaat alles slecht. 't Is alsof een en ander samenloopt.
Je bent dus erg toevallig in de streek van de Westhoek terechtgekomen. Een gebied dat je helemaal niet kende. Waarom heb je de naam Lampernisse niet gebruikt in je boek?
Lampernisse vind ikzelf heel mooi, maar de naam die ik in de roman gebruik, is de Cayenne. Het gehucht waar ik woonde, heette ook zo.
Je stelt de vrouw in De Krans om de Maan en De Seizoenen erg egoistisch voor.
Ja, misschien wel.
Die twee hoofdfiguren zijn toch even egoistisch?
Iedereen is toch een egoist, maar vrouwen zijn m.i. egoistischer dan mannen. Het is echter niet noodzakelijk dat wat Zevenbergen denkt over de vrouw ook mijn mening is.
Wat over het verschil tussen de stadsmens en de plattelandsbewoner?
De mens is overal dezelfde. Zenuwzieken komen ook op het platteland voor. Dat geldt niet alleen voor overspanningen, maar tevens qua brutaliteit, naijver, broodnijd, enz. Het is overal hetzelfde. Buiten
| |
| |
geschiedt het alleen in een andere dimensie. Men heeft me het verwijt gemaakt dat ik tegen de boeren zou zijn. Dat is helemaal niet zo, ik heb gewoon geen verheerlijking van ‘de boer’ willen schrijven, zoals dat vroeger zo vaak is gebeurd. Ik heb ze gezien als gewone mensen, niet als een stel curiosi.
In het begin van het boek zijn ze wel enigszins karikaturaal?
De overgang is zeer groot als je altijd in een stad hebt gezeten.
Er is ook een Leitmotiv, een muzikale zin die steeds terugkeert. Je spreekt over het land van de dood. Is dat een vondst geweest tijdens het schrijven?
Nee, dat heb ik ginder wel gevoeld, maar dat hing ook samen met mijn persoonlijke toestand. Als ik daar nu doorloop, dan zie ik dat helemaal anders. Ik had wel die indruk: alles sterft hier uit; alle dorpjes hier kwijnen weg. Er is nl. geen werk. Je kunt het ook omdraaien en zeggen: kijk toch, wat prachtig. Dat hangt van de stemming af.
Maar die vierdelige constructie van mijn boek heeft zich heel natuurlijk aangemeld: vier seizoenen, dat lag nogal voor de hand.
Heb je er contact gehad met de mensen?
Toen ik er aankwam, was ik een curiosum. Na twee dagen wist iedereen: 't is een schrijver uit Antwerpen. Ik heb heel veel met die mensen gepraat; ze waren allemaal heel vriendelijk, maar een echt contact is het niet geweest. Je blijft altijd een vreemde.
De vijandigheid van de man die zich verhangt, is dat een uitzondering?
Daar komt aan het licht, dat het er toch wel inzit: je bent immers niet een van hen.
Nu woon je in Lo niet zó teruggetrokken en geïsoleerd?
Nee, maar ik heb nog minder contact met de mensen.
| |
| |
Heeft dat jaar in Lampernisse je houding tegenover de natuur erg beïnvloed?
Nee, als je als stadsmens geboren bent, blijf je dat. Ik houd van de natuur, maar wellicht op een oppervlakkige manier, er niet echt mee verbonden. Voor Zevenbergen is er ergens een samenhang met de natuur: in de donkerste seizoenen heeft hij het het moeilijkst. Het is een realiteit dat de seizoenen een invloed uitoefenen op de mens. Maar zo innig verweven is dat niet.
In een paar van je vroegere boeken is het taalelement minder verzorgd dan in De Seizoenen. Sinds Een Krans om de Maan heb je een vernieuwde visie gekregen op de stijlproblemen, dat zei je zelf in een interview. Heeft zulks te maken met de leesbaarheid van je werk?
Vroeger heb ik inderdaad meer aan literatuur gedaan; nu wil ik alleen nog schrijven. Dat heeft ook met mijn manier van werken te maken. Vroeger schreef ik meer bewust met mooie zinnen. Veel veranderen of schrappen doe ik nu niet meer, tenzij achteraf.
Zit er iets achter de naam Zevenbergen?
Dat is gewoon een gemeente in Holland, tegen het Hollands Diep. Daar werd mijn grootvader geboren.
Meer niet. Wat zegt een naam eigenlijk?
Dat kun je toch niet van alle namen in je boek zeggen, of toch?
Neen. Denk aan Enigma.
Heb je Narcissus met opzet laten omkomen?
Die Narcissus was een figuur van schoonheid die in de symboliek van het land van de dood niet thuishoort. De naam zelf past al niet.
Hoe heeft de kritiek De Seizoenen onthaald?
Het gebeurt altijd dat critici veel te ver gaan zoeken en wijzen op dingen waar jezelf nooit aan gedacht hebt. Er zijn wel een paar goede, gefundeerde kritieken verschenen, o.a. een van Lionel Deflo in Kreatief
| |
| |
Is het overdreven één ontwikkelingslijn te zoeken in Een Nacht op Elba, Een Krans om de Maan en De Seizoenen?
Een Nacht op Elba is meer een pamflet dan een roman. Maar de figuur van Oostkamp in Een Krans om de Maan kan je wel vergelijken met de figuur van Zevenbergen in De Seizoenen. Trouwens, Een Krans om de Maan heb ik in Lampernisse geschreven. Het is ook een roman die zich in de stad afspeelt.
Ik meende dat achter Oostkamp en Zevenbergen eenzelfde figuur schuilgaat, meer bepaald: dat jij je gewoon maar verbergt.
Speelt Livia in andere boeken van jou soms ook niet mee?
Ja, in Een Nacht op Elba.
Een Krans om de Maan is een volkomen fictief boek, helemaal niet autobiografisch. Het is gewoon het weergeven van de leegte van een man die al zes dagen rondloopt en niets doet.
Als je nu fulltime van je pen wil gaan leven, is het grootste probleem dan niet - eerder dan dat van de inspiratie ev. - dat van de financies?
Ja natuurlijk. Maar dat weet je vooraf. Er wordt altijd geklaagd: literatuur wordt niet betaald, 't is een vak als een ander, wellicht minder goed betaald. Je moet daar achteraf niet over ‘zagen’.
Het is je bedoeling voortaan van je pen te kunnen leven. Doch je kunt je een situatie voorstellen, waarin je a.h.w. gedwongen bent te schrijven, omdat je gewoon niets meer hebt.
Ik denk dat -als ik niets meer heb en ik voel dat ik niet meer kan schrijven - ik dan iets anders ga doen. In geen geval steek ik dan boeken kunstmatig ineen om toch maar iets uit te geven.
Tot nog toe is dat geen probleem geweest: het liep zeer vlot. De Seizoenen schreef je in vier weken, Een Nacht op Elba was in één week klaar. Heb je dan op voorhand een duidelijk concept van wat het moet worden?
| |
| |
Nee, want ik begin altijd weer zomaar te schrijven zonder plan. Ik wist nu dat het vier seizoenen zouden worden. Oorspronkelijk was ik van plan vier aparte boekjes uit te geven, maar Jan François van Orion heeft me dat uit het hoofd gepraat.
Zevenbergen schrijft over het voorschot van zijn uitgever dat haast is opgebruikt. Bestaat het gevaar niet dat een beroepsschrijver door zijn uitgever voortdurend wordt aangepord om de kwantiteit ten nadele ev. van de kwaliteit op te drijven?
Neen, ik geloof dat het meestal nodig is om aangespoord te worden. We moeten van tijd tot tijd uit onze aangeboren luiheid wakker geschud worden
|
|