Opnieuw werd gezocht naar mogelijkheden om de recentste ontwikkelingen in diverse kunsttakken in het tijdschrift te weerspiegelen. Piet Bekaert zou bijdragen leveren over architektuur en Lucien Goethals over (elektronische) muziek. Een ander (in Vlaanderen toch nog marginaal) literair genre ni. science fiction zou plaatsruimte geboden worden; Carlos De Vrieze opende met enkele SF-verhalen: Tweede Doopsel, De Bomen, Spoken; daarnaast werd een prijsvraag voor SF-verhalen uitgeschreven waaraan een geldprijs (21.000 F) verbonden was. (De bekroonde en geselekteerde verhalen verschenen samen in het dubbelnummer YANG SF 43/44, de tweede YANG pocket-uitgave).
Gal zou geregeld een tekening bezorgen terwijl Jan Van Riet af en toe een gedicht zou illustreren.
De jonge Nederlandse journalist-dichter Jules Welling debuteerde in Yang 40 met een ‘stukie’ over Pablo Neruda en startte aldus met de voorstelling van enkele belangrijke buitenlandse auteurs (later ook de dichters van The Liverpool Scene en Allen Ginsberg). Ook de YANG-DAG zou heringesteld worden, hoewel er nu nog meer gestreefd zou worden naar kommunikatie publiek-tijdschrift; vandaar dat de manifestatie haast over gans de lijn betrekking had op wat in de afgelopen jaargang in het tijdschrift aan bod gekomen was (SF en uitreiking van de prijzen aan de laureaten van de gelijknamige wedstrijd / Elektronische muziek / de YANG-PRIJS-laureaat / Tentoonstelling van werk van drie plastische kunstenaars die in het tijdschrift besproken werden. Daarnaast werden twee eenakters en een kindertoneelstuk opgevoerd).
In de daaropvolgende (9de) jaargang, 1973, werd zowat op de gebaande weg van 1972 voortgegaan, hoewel met een minus voor SF en een plus voor plastische kunsten. De stereotype roodzwartwit-kaft verdween; deze zou nu telkens opnieuw ontworpen worden door een plastisch of grafisch kunstenaar (Jan Van Riet, Julien Vangansbeke, Jean Bilquin, Roger Wittevrongel).
Met het dubbelnummer 49/50 ‘Jef Geeraerts’ was het tijdschrift aan zijn derde boek-uitgave toe. In