Yang. Jaargang 10(1974)– [tijdschrift] Yang– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 214] [p. 214] POL MARA [pagina 215] [p. 215] Bij de akwarellen van Pol Mara In de oude gekartelde stad Antwerpen, geankerd aan de gestroomlijnde Schelde waarvan het water het papier doordrenkt van de akwarellen van Pol Mara ontvangt het water zijn reden van bestaan. In de langzaam vervloeiende kleuren ontstaat de poëzie van een Engels huisje, een voortuintje in de suburb, een heldere vriesdag in London town. In Brussel, de paddestoel, de olievlek schrijf ik nu de fluwelen woorden die deze lijnen moeten kleuren. Nooit zal hij de einder vastleggen want hij behoort niet tot dit beschadigd seizoen. Soms groeit een beeld in zijn oog. Hij kijkt alsof hij alleen was in een woud of aan zee en leest dan stiekem de Brieven aan Milena. Zijn kreten worden gesmoord in het hoofdkussen: Dit zijn elementen van fotografie. Een pin-upgirl in potloodstreepjes verschijnt tussen de wazige kleurstroken. Dit is de Renaissance van de figuratie, de Verschijning van de Vernieuwde Mens. Nee, nooit zal hij het bloed nog vergeten dat als een schreeuwende bloem verscheen op het voorhoofd van President Kennedy die in de straten van Dallas werd vermoord. Het lichaam werd plots een besneeuwd landschap, de bewegingen, de gebaren telden niet meer mee. [pagina 216] [p. 216] Met gevlochten ogen leunt hij achterover in zijn zandzetel in het verlaten duin en hij hoort, ja hoor, hij hoort het nog wel, het zachte zoemen van de ruitenwissers maar hij zit lekker warm in zijn auto met de op de achterbank de sonnetten van Shakespeare terwijl de regen van de voorruit leekt. Je kon er niet altijd mee overweg omdat je het land hebt aan beweging, aan de drukte op het strand en aan de zee. Zo is het steeds gegaan. Je wordt er soms nog week van. Iemand praatte in de radio, een geleerde causerie, over witte bloedlichaampjes of zo en je dacht aan zijn huis en aan zijn twee kinderen en aan de koude achter zijn huid De vreugde heeft de smaak van netelbrand gekregen. Dit zielig karkas schuift reeds onder water. Je gaat mee onder met dit onwrikbaar wrak. Je herhaalt maar steeds dezelfde woorden, zoals een specht die steeds weer op dezelfde boomstam klopt. Je ziet een flikkerlicht en je remt even. Je hoort nog zijn woorden, trillend in je deemoed. Na jaren ben je ook net zo geworden, een uitgerafeld zeil aan de ra van de boot van Re, een krispend kreupelhout van verdriet. Mijn woorden slaan in mijn gezicht als motregen in november. WILLEM M. ROGGEMAN Vorige Volgende