Yang. Jaargang 9(1973)– [tijdschrift] Yang– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 108] [p. 108] Kees Veelenturf De minnaar de onduidelijke gazons en het vlierenlied van de gebleven sijzen maken de inkt in het water wit de golfslag herleeft in het staren van de minnaar en de glazen zwarte vlakte ontwaakt na een trage morgen als het landerig soezen van een zomerse kater werpt zich op tot stroomversnelling in het nachtglas bij het beeld uit liefde geboetseerd en nu zo innig eenzaam op de rand van een kille kade brutale meeuwen glijden langs zijn roerloze voeten en pikken kruimels weg tussen zijn even onbeweeglijke tenen hier woont de minnaar in dit huis en zijn naam is in kalk uitgebeten vader er komen te veel dagen om de pastelkleuren van gisteren te verdrijven zij blijven zeilen in zijn hersensap in de ader van zijn groene ziel hij bemint en daarom is het dat ik hem minnaar noem Vorige Volgende