Het wydberoemde Overtoompje
(1731)–Anoniem Het wydberoemde Overtoompje– AuteursrechtvrijVoys: Ontwaakt schoon herderinne.
IK moet de Min veragten,
Met al haer zoet gevley,
Ik zit eylaes nu in de ley,
En ben vol raserny,
Omdat dat mijn uytverkoren,
Door Gevley en soete Reen,
Had mijn Trouw gezworen,
Maer nu laet hy mijn alleen.
Eylaes nu gaet hy vlugten,
Die my scheen trouw te zijn,
Nu gaet hy heen laet my allijn,
En ik zit met een Klijn,
Og kost ik hem vinden,
Die my eerst sijn trouw aenbood,
En mijn Ziel beminde,
Dan waer ik uyt alle nood.
| |
[pagina 33]
| |
O Heer wat kan nu baten!
Alle mijn droef geween?
Ik dool langs straet als disperaet,
Niemant hoort mijn geween,
Ik heb een Brief ontfangen,
Dat hy is uyt 't Land gereen,
Kust een anders Wangen,
Ag mijn Hert sluyt als een Steen.
O gy barbaerse Heyden!
Hoe kunt gy sijn so wreed?
Dat gy mijn schoot van Eer ontbloot,
Daer ik u doen geen leed!
Gy zwoer my te Minnen,
Voor uw Bruyd en waerde Lief,
Met uw Ziel en Zinnen,
Maer gy loond my als een Dief.
Ag kon ik my wreeken,
Aen u ontrouwe Fielt,
Gy sno Rabou ik zweer gy sou,
Zijn door mijn hand ontzielt,
Kan ik geen wraek verwerven,
Dan zal u den God Iupijn,
Doen door sijn Blixem sterven,
En mijn leed gewroken zijn.
O Kleyne God der Minne,
Gy hebt mijn ziel ontsteld!
Mijn Eer van kant en ik in schant,
Mijn hert in tranen smelt
Mijn Maegdeblom geschonden,
En gerukt nu van sijn steel,
Ag waer ik verslonden!
En de Dood mijn Erfdeel.
Komt wilt my verstoosten,
Speelmeisjes klein en groot,
Mijn tere Schaep ontfangt de borst,
Al op u moeders schoot,
Wie weet of uw Taetje,
U zal kennen kleyn of groot,
Sus mijn Lief Annatje,
Og! mijn Kindje waerje Dood.
Wat baet al mijn klagen,
En al mijn zwaer verdriet,
Een Popje mooy, de Vaer om Hooy,
Ik ben de eerste niet,
Ik zal het lest niet blijven,
Dat men meer gebeuren ziet,
De Werelt moet beklijven,
Of hy raekten haest tot niet.
Spiegelt u aen mijn klagten,
Gy Meysjes jong en oud,
Waegt noyt geen kans met de Iongmans,
Voor dat gy zijt getrouwd,
Sy laten u in schanden,
Als sy hebben haer pleyzier,
En trekken uit de Landen,
Met een ander Venus Dier.
|
|