Wip! zei de kikvorsch
(ca. 1885)–Anoniem Wip! zei de kikvorsch– Auteursrecht onbekend
[pagina 1]
| |
[pagina 2]
| |
In den Haag, daar woont een graaf,
En zijn zoon heet Jantje;
Als je vraagt: waar woont je pa?
Dan wijst hij met zijn handje;
Eerst met zijn vinger en dan met zijn duim.
Hij heeft een jagersmutsje op,
Met een huzarenpluim.
| |
[pagina 3]
| |
Ik zou laatst door een boomgaard gaan,
Daar ontmoette mij een kikvorsch;
Ik meende hem te grijpen,
Ik meende hem te knijpen,
Met zoo sprong zijn broekjen los,
Wip! zei nu de kikvorsch.
| |
[pagina 4]
| |
Moeder, Moeder! de beer is los,
Hoor dat dier eens brullen;
Snijd hem neus en ooren af,
Dan hebben wij wat te smullen.
| |
[pagina 5]
| |
Och, Jantje, wil niet huilen,
Daar heb je mijn beste muilen;
Daar heb je mijn mooie beugeltasch,
Daar al mijn goeie geld in was.
| |
[pagina 6]
| |
Suja, susa, kindje,
Moeder is je minn'tje.
Vader is je winnebrood,
Over een jaar is 't kindje groot.
| |
[pagina 7]
| |
Draai het wieltje nog eens om,
Klap eens in je handjes,
Zet je handjes in je zij,
Op je borstjes allebei; -
Dat gaat kindjes neusje voorbij.
|
|