de Strafwet.
W.F. van Leeuwen, ook Willem Frederik, maar die werd Huik genoemd in de omgang, ging er ook hard tegenin. Van Leeuwen was een rijke jongeman, meester in de rechten, later psycho-analyticus geworden. Zeer belezen, een uitstekend schrijver.
Ook Gomperts beet van zich af. Die kon behoorlijk stekelig zijn. Die had een voortreffelijke stijl, waar hij nog een puntje aan kon zuigen. Gomperts maakte niet die gekke blunders zoals hij die maakte. Hij had de neiging tot het melodrama, tot de kitsch. Hij heeft niet voor niets een boek Drie melodrama's geschreven.
Kijk, hij had toen al die vinger hè, dat is zijn revolver. Hij heeft die strenge blik en die bestraffende toon: reken maar dat hij toen al direct van zich af wist te bijten. Nee, gevoel voor humor had hij niet. Hij is een sarcastische man. Humor of geestigheid komen bij wijze van spreken uit de losse pols voort, achter sarcasme zit veel meer een opvatting, een strategie om een tegenstander te vernietigen, belachelijk te maken en te verwonden. Hij heeft sterk reactionaire trekken. Het is natuurlijk een soort afweermechanisme voor hem. Zodra dat sarcasme wegvalt, stort hij in van angst, denk ik.
Ik heb toen toch wel gevoel voor hem gehad. Bij het verdwijnen van Criterium was hij al min of meer in een soort maatschappelijk vacuüm geraakt. Toen kreeg hij allerlei evenwichtsstoornissen, een typisch psychosomatisch fenomeen.
Later toen zijn brochures gingen verschijnen die zijn gebundeld in De mandarijnen op zwavelzuur, toen Van Oorschot hem in de steek liet en er overal op hem werd gescholden en gekift, toen dacht ik: god, hij zit nu in zijn eentje, hij is alles en iedereen kwijt. Mensen zoals hij of zoals Max de Jong, die maken het zichzelf zo moeilijk in het leven, die weten zich op zo'n krankzinnige manier van anderen te vervreemden. Toen kreeg ik toch wel een gevoel van medelijden met hem, geen groot medelijden, maar toch: medelijden.’
(wordt vervolgd)