De weerbare mannen van het land van Waes in 1480, 1552 en 1558
(1861)–Anoniem De weerbare mannen van het land van Waes in 1480, 1552 en 1558– Auteursrechtvrij
[pagina I]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voorrede.De volgende bladzyden, met welker uitgave de Maetschappy der Vlaemsche Bibliophilen my, in hare laetste zitting, belast heeft, zijn van eenen geheel anderen aerd, dan al wat zy tot hiertoe in het licht heeft gezonden. Dit mael is het geene chronijk of dichtstuk uit vroegere eeuwen, die doorgaends min of meer eene aenhoudende lezing opleveren, maer slechts eene lijst van eenige duizenden namen en voornamen. Doch hoe dor dit ook zy, was de Maetschappy van meening, dat dit boekdeel voor velen niet van belang zoû ontbloot zijn, ja zelfs met gretigheid doorbladerd worden. Het bevat vooreerst de nauwkeurige optelling van al de weerbare mannen van het land van Waes in 1480 en 1552, dat is van al diegenen, welke meer dan achttien en min dan zeventig jaer oud zijnde, geroepen konden worden om de wapens op te nemen en ten oorlog te trekken. Deze | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina II]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
twee lijsten, waerop al de manschappen met hunne namen en voornamen staen aengeteekend, zijn nog ten slotte gevolgd door eene derde, welke slechts de slotsom van het getal der strijdbare mannen die ten jare 1558 in elke Vierschaer of Prochie te vinden waren, opgeeft. Het handschrift, dat ik hier laet drukken, was aen den verdienstelyken schryver van het Distrikt van St.-Nikolaas, voorheen land van WaesGa naar voetnoot(1), den heer vanden Bogaerde, niet onbekend. Hy heeft hieruit in zijn werk, zoo op het jaer 1480 als op het jaer 1552, het cyfer der mannen van elk dorp ingelascht, en verder van de optelling van 1558 met een woord gewag gemaekt. Wanneer men de geschiedenis van ons vaderland openslaet, dan begrijpt men dadelijk, waerom in gemelde jaren, buitengewoone oproepingen van krijgslieden plaets hadden. In 1480 leefde onze vorstin Maria van Burgondië nog; maer haer echtgenoot Maximiliaen had eenen geduchten oorlog tegen den koning van Frankrijk, Lodewijk-den-Elfden, uit te staen. Reeds in February 1479 vergaderden de Staten van Vlaenderen te Dendermonde om geldmiddelen aen te schaffen, en meteen yverde men overal, op het platte land zoo wel als in de steden, aen het wapenen van talryke manschapGa naar voetnoot(2). Ten gevolge van de, in die omstandigheid, ontvangene bevelen van wege het hooger bestuer, gebeurde de eerste optelling, waervan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina III]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de lijst door den klerk van het land van Waes, of zooals men later zegde, den griffier van het Hoofd-Collegie, Jan Neve of de Neve, te samen gebracht werd, en aen de schepenen vander Keure te Gent opgezonden. In dien tijd immers moesten de mannen van het land van Waes nog met die van Gent ten oorlog trekken. Doch, toen in de volgende eeuw de Gentenaers in opstand kwamen tegen Karel V, werden byna al hunne onde voorrechten, en daeronder dat van de inwooners onder de wapens te mogen roepen, verbeurd verklaerd en afgeschaft. Daerom gebeurde in 1552 en 1558 de opgave der manschappen rechtstreeks aen 's Lands bestuer, zonder de tusschenkomst der schepenen van de hoofdstad van Vlaenderen. In 1552 werd de optelling bezorgd door Guillame van Waelcwijc of Waelewijc, balliu van het land van Waes, en in 1558 door Adriaen Hauwe, luitenant van den balliu; de een en de ander dezer ambtenaers werden hier telkens in geholpen door de hoofdschepenen. Deze twee oproepingen laten zich wederom door de gebeurtenissen van dien tijd zeer wel verklaren. Ten jare 1546 was in Frankrijk koning Hendrik II zynen vader Frans-den-Eersten opgevolgd. Met de kroon had hy ook den nijd tegen het Huis van Oostenrijk geërfd, en hy vond weldra eene gelegenheid om aen Karel V den oorlog te verklaren. Hendrik sloot den 27sten Mei 1551 een verbond van wederzijdschen onderstand met Octavio Farnese, hertog van Parma en Plaisance. De keizer beweerde, dat dezes Staten van het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina IV]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hertogdom Milanen leenroerig waren, en maekte er aenspraek op. De zaek bleef eenigen tijd hangen; maer den 26sten September verklaerde Karel den oorlog aen Frankrijk. Maria van Hongarië, landvoogdes onzer Nederlanden, voor eenen inval der Franschen beducht, nam in tijds goede maetregelen om den vyand overal krachtdadig te keer te gaenGa naar voetnoot(1), en daeronder moet ook de buitengewoone oproeping van krijgslieden gerekend worden. Te dier gelegenheid werd de lijst van 1552 opgemaekt. De krijg tegen Frankrijk duerde voort tot op het jaer 1556, wanneer te Vaucelles eene vijfjarige wapenschorsing werd geteekend. Een paer jaren later, op den 25sten October 1558, deed Karel afstand van alle de Nederlanden aen zynen zoon Philips. Deze door zijn huwelijk, vier jaer te voren gesloten, met Maria, de erfgename van de kroon van Engeland, was koning van dat land geworden. Dit was genoeg om de jaloerschheid van Frankrijk op te wekken, en diensvolgends moest men hier te lande alle mogelyke voorzorgen nemen om den vyand te kunnen wederstaen. Men deed dus eene nieuwe lichting van manschappen geheel Nederland door, en het land van Waes, dat reeds in 1552 duizend mannen had geleverd, moest nu, na zes jaren, nog eens het zelfde getal op de been brengen. Of er voor eenig ander gewest van ons vaderland nog dergelyke lijsten van zoo vroege tyden bestaen, durf ik niet zeggen. Er zijn my wel optellingen van dien aerd | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina V]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voorgekomen; doch deze dagteekenen slechts uit de zeventiende eeuw, en bepalen zich by eene enkele gemeente, terwijl in de hier medegedeelde de strijdbare mannen van zoo goed als geheel het land van Waes worden opgesomd. Ik zal niet noodig hebben aen te toonen, dat men door het getal der manschappen, hetwelk voor elke vierschaer of dorp wordt opgegeven, tot eene genoegzaem zekere beraming van den staet der bevolking in 1480 en 1552 of 1558 kan komen. Het cyfer der mannen boven de achttien en beneden de zeventig jaren moet nog een weinig verhoogd worden met daerby te voegen de afwezigen, de wereldlyke geestelyken, de kloosterlingenGa naar voetnoot(1), de gebrekkigen, enz. Doch dit alles te samen genomen bedraegt niet zeer veel, zoo dat men nagenoeg een vast standpunt heeft, van hetwelk uitgaende men licht zal kunnen berekenen, in welke verhouding dat gekend cyfer staet, eerst met dat der kinderen, jongelingen en grijsaerds, en verder met dat van het vrouwelijk geslacht. Eene met zorg opgemaekte vergelyking van den toestand der bevolking van die vroegere eeuwen met die van den tegenwoordigen tijd, alsook van het getal der manschappen, die alsdan de wapens moesten nemen, met dat hetwelk heden in die zelfde gemeenten onder de wapens wordt geroepen, zoû onder meer dan een oogpunt belangrijk zijn; doch het valt in mijn plan niet, in deze voorrede, hierover | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina VI]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uit te weiden, en het zy my genoeg hierop de aendacht gevestigd te hebben. Ik bepael my tot de opgave van het getal der mannen op de onderscheidene rollen voorkomende, en voeg er slechts het een en ander ter uitlegging by.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina VII]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op de rol van 1480, zoo als deze in het register, waernaer ik ze laet drukken, voorkomt, staen de manschappen van Rupelmonde en Temsche niet opgegeven; indien men deze voor de twee dorpen te samen op 549 berekent, dan heeft men voor gemeld jaer een totael van 4,000 strijdbare mannen. In 1552 was dit getal tot 5,047 geklommen, doch in 1558 tot op 3,743 gedaeld. Deze vermindering laet zich door de gedurige oorlogen, die Karel V te voeren had, gemakkelijk verklaren. Men leest immers aen het einde der rol van 1552, dat men alsdan duizend mannen had moeten wapenen, en dat er bovendien nog een groot getal zich reeds in het leger of op de schepen bevond; des niet tegenstaende kwamen, zes jaer later, in 1558, op nieuw duizend mannen byeen; maer ditmael moest het land van Beveren, bestaende uit het dorp van dien naem, met Verrebroek, Kieldrecht, Calloo en HaesdonkGa naar voetnoot(1), het zesde deel dezer manschappen leveren. Het zal aen ieder in het oog loopen hoe Sinte-Nikolaes, thands eene stad van 26,000 zielen, in vroegere eeuwen min bevolkt was dan Stekene en Moerbeke. Deze laetste gemeente moet, blykends de opgegevene cyfers, tusschen de jaren 1552 en 1558 op eene schier ongeloofbare wyze gevallen zijn. Doch, dit zal meer dan genoeg | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina VIII]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zijn om de aendacht te vestigen van iemand, die hierop breeder zoû willen te rug komen. By het opmaken der lijsten van 1480 en 1552, heeft men telkens aen het hoofd van elke Vierschaer of Prochie, den bailliu, meijer, schout, schepenen of 's graven mannen geplaetst. De schepenen van eene Vierschaer, bestaende uit eene, twee of drie Prochiën, zijn in 't algemeen ten getale van zevenGa naar voetnoot(1). Wanneer twee dorpen onder één bestuer staen, dan ziet men het eene door vier, het andere door drie leden in het schependom, naer evenredigheid der bevolking, vertegenwoordigd. Voor sommige dorpen volgen de namen van de aenzienlijkste inwooners op die der schepenen; voor andere heeft men dit, zoo het schijnt, niet in acht genomen, en de manschappen eenvoudig opgeteekend volgends de straet of den wijk, waer zy te huis behoorden. Daer de rol van elke gemeente door haren eigenen klerk werd opgemaekt, heeft elk dezer naer zijn goeddunken gehandeld. Van daer ook, zooals ik verder zal aentoonen, dat niet al de lijsten even nauwkeurig zijn, en dat men om de mannen duidelijk aen te wyzen, dan eens hunnen by- of toenaem, dan eens het bedrijf, dat zy uitoefenden of de plaets, waer zy woonden, er bygevoegd heeft. Het zal verwondering baren, dat men onder zoo veel duizenden persoonen, op elke rol slechts een tweetal met byvoe- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina IX]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ging van het woord ridder of jonkheer vermeld wordt. Op die van 1480 komt als hoofdschepen van het land van Waes voor: Mer Adriaen van Voorhoute, rudder, en als te Basel woonachtig: Joncheer Joos van Meyngersvuut. En in 1552 treft men aen, te Rupelmonde: Joncheer Jan van Tannerien, en te Temsche staet als edelman aengeduid: Jan vanden Velde, bailliu te peerd. Doch men verlieze niet uit het oog, dat men by de optelling niet tot doel had de mannen volgends den stand, waertoe zy behoorden of den rang, dien zy in de maetschappy bekleedden, te rangschikken, maer dat men slechts wilde weten, hoeveel er, tusschen de achttien en de zeventig jaren oud zijnde, tot den krijgsdienst konden geroepen worden. Uit dien hoofde heeft men by een aental namen, die door edellieden gedragen werden, verwaerloosd zulks aen te teekenen. Het is immers van elders genoegzaem bekend, dat, in vorige eeuwen een groot aental ridderlyke of adellyke geslachten in het land van Waes gevestigd waren. Dit wordt onder anderen uitdrukkelijk gezegd aen het einde der rol van 1552, alwaer men leest, dat aldaer veel edellieden van naem en van wapenen en van diversche sorten zijn gehuyscht, geghoet ende gegront, maer dat zy alle den keizer, als graef van Vlaenderen, en geene andere vorsten of heeren ten dienste moeten staen. Van eene eeuw vroeger vindt men by Vanden BogaerdeGa naar voetnoot(1) lijsten van edellieden, welke, of Philips-den-Goede ten oorlog volgden, of, toen deze in 1430 de Vliesorde in- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina X]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
stelde, in aenmerking konden komen om daervan deel te maken. Doch het is zonder twyfel, dat by de namen, die daerop voorkomen, nog talryke andere kunnen gevoegd worden, zooals van geslachten, waervan de leden alsdan of den ouderdom of andere vereischte hoedanigheden niet bezaten, om daerby gerekend te worden. De rollen van 1480 en 1552, zooals ze tot ons zijn gekomen, zullen toch eene belangryke bron blyven voor allen, die zich met genealogische opsporingen bezig houden; des te meer daer by de namen van talryke persoonen tevens die van hunnen vader wordt aengeduid. Veel der geslachten daerin vermeld zijn tot op onze dagen, het zy in het land van Waes zelf, het zy elders blyven voortleven. Onder een ander oogpunt nog zal dit boek met vrucht kunnen geraedpleegd worden. Men treft er immers een aental voornamen aen, die men elders te vergeefs zoû zoeken. By Pontus Heuterus, by Kilianus, in Willems Belgisch MuseumGa naar voetnoot(1) en in mijn Vaderlandsch MuseumGa naar voetnoot(2) kan men daervan geheele lijsten vinden; maer de volgende bladzyden leveren er een aental op, waervan de meeste elders niet aengeteekend zijn. Daerom laet ik hier deze, heden meest in onbruik geraekt zijnde voornamen volgen, en zal ze, vooral door het aenhalen der Latijnsche namen, trachten te verklaren. Achelet en Aetselet, verkleinwoord van Achilles; ook in het Fransch heeft men Achillet voor de kleine | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina XI]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Achilles. - Aert en Arent, Arnoldus. - Asswerg, Assuerus. - Boudin, Boudijn, Balduinus. - Bussairdt, voor Bussaert, Burchardus. - Casen, Caesen, Nicasius. - Coen, Conradus. - Colijn, in het fransch Colin, van Nicolaus. - Coppijn, Jacobus. - Coorrijn, Coren, Corijn, Corrijn, Cornelius. - Costin, Constantinus. - Daem, Adam, Damianus of Damasus. - Daen, Daniël. - Fieren, Fierin, van Fericus, of Fredericus, of misschien van Olivier. - Fluer, Florentius. - Franche en Frans, Franciscus. - Geleyn, Gheleyn, Gislenus. - Geris, zal hetzelfde zijn als Gooris, Gregorius. - Gheen, Gheenen, Eugenius. - Gheert, Gerardus. - Gooris en Ghooris, Gregorius. - Gille, Aegidius. - Ghijs, Gisbertus. - Ghysel, Gislebertus. - Gommarijn, waerschijnlijk Gommarus. - Goossen, Gosuinus. - Griffoen en Griffy, Gripho. - Hannen en Hannijn, hetzelfde als Jan; het is een verkleinwoord slechts voor kinderen of jongelingen gebruikt. - Heyn, Henricus. - Jerasymus, misschien Erasmus, zoo niet: Hieronymus. - Joos, Judocus. - Jeron, van Jero, niet van Hieronymus. - Koen, zie Coen, Conradus. - Lammin, Lambertus of Guilielmus. - Lau, Lauken, Laurentius. - Lauwer, verkorting van Laureyns, Laurentius, - Leys, insgelijks van Laurentius. - Lippijn, Philippus. - Loy, Eligius. - Loenijs, Loonijs en Luenis, Laurentius; misschien ook Livinus. - Lions, van daer Leontssone, Leo. - Maes, Thomas. - Melcijn, Melchior. - Moen, Simon. - Nalis, Natalis, Noë; dien naem gaf men veelal aen kinderen, welke op Kerstdag ter wereld kwamen, en die men anders | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina XII]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ook Christiaen, hiet. - Neel, Cornelius. - Nicasen, Nicaseyn, Nicasius. - Nout, Arnoldus. - Nyclashs, Nicolaus. - Paes, Paesschier, Paschasius, zoo noemde men de kinderen, die op Paeschdag geboren werden. - Philippot, is Fransch; verkleinwoord van Philippus. - Pierchon, is insgelijks Fransch, verkleinwoord van Pierre, Petrus. - Race, Raes, Raesse, Erasmus, Raso. - Roddijn; deze naem komt slechts eenmael voor, en zal aen het Fransch ontleend zijn. - Roel, verkorting van Roelant, Rolandus. - Room, Romanus. - Sander, Alexander. - Sanctin, Sanctijn, Sanctus, Sent; ook vindt men er het woord Sanctus als eigennaem gebruikt; Helegheer of Hilligheer, dat men zoo dikwijls aentreft, zal hetzelfde zijn, en zoo veel als Heilige beteekenen. - Seysin, waerschijnlijk van Severinus. - Theeus, Matheus. - Thijs, Mathias. - Thuen, Tuenis, Antonius. - Tonijs, Antonius. - Tousaien, zoo hiet men de kinderen, die op Allerheiligen dag ter wereld kwamen. - Torren, Victor, Victorinus. - Vool, waerschijnlijk hetzelfde als Voolmaer, Vulmarus. - Weyn, Wenceslaus. - Yman, misschien voor Ywan, dan zou het Iwein zijn, en als de naem van eenen der ridders uit den Arthurkring mogen beschouwd worden. - Zegher, Sigerus. De meeste dezer voornamen gingen reeds vroeg tot eigennamen over, zoo vindt men op de rollen zelve: Casens, Daen, Maes, Moens, Raesse, Roelant, Roels, Zeghers, enz. Ik heb reeds herhaelde malen aengetoondGa naar voetnoot(1), hoe men | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina XIII]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tydens de middeleeuwen en tot in de zestiende eeuw toe, de kinderen de namen gaf van helden uit de epossen van den Arthur- of Karelkring, en hoe dit ten bewyze kan strekken met welke gretigheid de voortbrengsels onzer dichters gelezen werden. De twee hier gedrukte lijsten leveren daervan op nieuw talryke voorbeelden op, die men by de vroeger medegedeelde kan voegen. De twee paladynen van Karel-den-Groote, Roelant en Olivier, hadden vooral veel byval. Zoo treft men hier in 1480 aen, in de Vierschaer van Lokeren en Dacknam: Roelant Roelins; Roelant Sappe; Roelant Stacijns; Heyndric Roelans; Jan Caeskin, fs Roelants; Gillijs Roels; Jan vander Haghe, fs Roelants, en Gillijs Roels. - Te Waesmunster: Roelant Goerijt en Gheert Roelant. - Te Stekene: Wouter Roeland en Roel de Boc. - Te Sinte-Pauwels: Roeland van Voerhoute. - Te Sinai: Roeland de Boc. - Te Exaerde: Roel de Paeu; Jan Roelins, fs Jans, en Jan Roelins, fs Gheers. - Te Moerbeke: Roel van Exaerde. In 1552, te Lokeren: Jan Roels, fs Lievens. - Te Dacknam: Roelandt de Vulder en Roelandt Ghoosins. - Te Zwijndrecht: Roelandt de Haze. - Te Vracene: Meester Roelandt vanden Voirde. - Te Belsele: Roelandt van Messche. - Te Moerbeke: Bertel Roels en Gillis de Brune, Roelssone. - Te Rupelmonde: Gillis Roels. - Te Temsche: Roelandt van Beerlare. In 1480, Olivier Heyndericx, schepen der Vierschaer van Lokeren en Dacknam, en Olivier vander Eeken insgelijks aldaer. - Te Waesmunster: Olivier de Hertoghe en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina XIV]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Olivier van Wilghen. - In de Vierschaer van Melsele: Olivier Symoens en Olivier Raywaert. - Te Moerbeke: Olivier Penne; Olivier Hughesone en Olivier Dieriex. Op de rol van 1552 vindt men, te Lokeren: Olivier Soy en Olivier van Damme. - Te Waesmunster: Jan de Coc, fs Oliviers. - Te Elverseele: Olivier Verdict; Olivier Scelfhout en Olivier van Woume. - Te Zwijndrecht: Jan Oliviers. - Te Sinte-Gillis: Olivier Janssens. - Te Sinte-Nikolaes: Olivier van Schoote. - Te Sinte-Pauwels: Jan Oliviers en Cornelis Oliviers, filii Oliviers. - Te Stekene: Olivier Dumont. - Te Moerbeke: Olivier de Vogheleer en Olivier de Buuschere. - Te Rupelmonde: Olivier de Hane. - Te Temsche: Olivier van Wouwe. - Te Cruibeek: Gillis Olivier en Pieter Olivier. - Te Exaerde: Jan de Boc fs Oliviers. Nog behooren tot gedichten uit den kring van Karel den-Groote de namen: Ogier en Vivien. Op de rol van 1480 ziet men te Sinte-Nikolaes: Ogier de Mersman, en op die van 1552, te Rupelmonde: Daniël Ogiers, en te Temsche: Merten Ogiers. In 1480 leefde te Belsele: Vivien van Schoote. De namen van de ridders der Ronde Tafel of uit den Arthurkring komen in 't algemeen veel minder voor; zoo vindt men slechts hier in 1480, te Stekene: Lancelot Brarijc, en in 1552, te Lokeren: Pertsevael van Doreslaer. De romans aen de klassieke Oudheid, ontleend zooals vooral de Trojaensche Oorlog, ging men ook dikwijls te rade. Van daer de namen Hector en Achilles: In 1480 woonde | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina XV]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in de Vierschaer van Lokeren en Dacknam: Jan vande Walle, fs Ectors. - Te Kemseke: Ector van Cooleghem. - Te Moerbeke: Hector Heerbout. En in 1552, te Lokeren: Hector van Oorde. - Te Moerbeke: Hector de Caluwe. Achelet Abbeel en Aetselet de Wint, die beide in 1480, de eerste te Waesmunster en de tweede te Moerbeke. gevonden worden, hieten niet anders dan Achilles Abbeel en Achilles de Wint. De naem Alexander, die aen den middeleeuwschen roman en dus zoo wel als de Trojaensche Oorlog, aen onzen Jacob van Maerlant doet denken, ontmoet men ook hier en daer, by voorbeeld: Sanders vander Haghen, te Melsele. - Zanders de Hollandere, te Sinte-Nikolaes - en Joos Sanders, meijer der vierschaer van Sinte-Gillis en Vracene. Ik heb reeds vroeger doen opmerken, dat dergelyke, aen de gedichten der middeleeuwen ontleende namen, vooral door ridders, edelen of aenzienlyke persoonen gedragen werden. De hier aengehaelde voorbeelden komen dit nogmaels bevestigen. Er blijft my nog over het handschrift, dat die rollen bevat, te beschryven, en daeromtrent eenige inlichtingen te geven. Het is een smal langwerpig register, op papier, van honderd zes-en-dertig bladen of twee honderd en twee-en-zeventig bladzyden, waervan elf wit zijn gebleven. Vroeger maekte het deel der handvesten van het voormalige Hoofd-Collegie van het land van Waes, te Sinte-Nikolaes; maer thands berust het op het Archief der provincie Oost-Vlaenderen, te Gent. De lijst van 1552 staet | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina XVI]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vooraen in het boek; dan komt die van 1558, en ten slotte is die van 1480 daerby gebonden. Alle drie zijn van drie verschillende handen, waervan elke tot den tijd; waerin de optelling gebeurde, behoort. Misschien is de eerste door Jan Neve zelven geschreven; omtrent de twee andere zal ik geene gissing maken. Stellig zijn die rollen, zooals ik reeds deed opmerken, het werk van zoo veel klerken als er Vierscharen of Prochiën op voorkomen. Hun arbeid werd te Sinte-Nikolaes te samen gebracht, en eene eerste kopy van het geheel aen de schepenen vander Keure te Gent of aen 's Lands bestuer overgemaekt. Het register, dat tot ons gekomen is, mag slechts als eene tweede kopy, die in het Archief van het Hoofd-Collegie van het land van Waes is blyven berusten, beschouwd worden. Van daer, dat men op de rol van 1480 verzuimd heeft de namen der manschappen van Rupelmonde en Temsche op te geven; van daer ook, dat die lijst, zoowel als in die van 1552, met groote vlugheid, die soms tot slordigheid overgaet, geschreven is. Overal herkent men eene zeer vaste hand, maer die de letteren niet altijd duidelijk gevormd heeft; zoo zijn de u en de n meestal bezwaerlijk uit elkander te onderscheiden, en men kan zoo wel Lanaert, de Blandere, de Kneystere, Eynaert, enz. als Lavaert, de Blaudere, de Kueystere, Eyvaert, enz. lezen. Moeilijk insgelijks valt het te weten of er eene m dan wel in staet, zoo zou men Hannijn de Cruydenier (bl. 53), even goed Hannijn de Cruydemer kunnen lezen. Doorgaends valt het moeilijk te beslissen, of in vand' het verkortingsteeken vander, vanden of vande | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina XVII]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
beteekent; van wordt steeds aengewezen door vā; voor eenen naem echter heb ik zulks niet in acht genomen: in plaets van: Heynderic vande Vivere, (bl. 32), leze men: Heynderic van Vivere. Soms ontstaet er twyfel, of het schrabjen boven het woord aenduidt, dat er eene n of wel eene m is weggelaten. Hier en daer heeft men te raden, of op den voornaem een eigennaem of wel de aenduiding van het door den man uitgeoefende bedrijf, of wel zyne geboorteplaets, of wel zyne woonplaets volgt. Zoo zal men misschien, in plaets van: Meester Mathijs, de barbier (bl. 10), meester Mathijs de Barbier; in plaets van Michiel, de bastaert (bl. 14), Michiel de Bastaert te lezen hebben. Ook kan Jan de Hollandere (bl. 20), Jan, de Hollandere en Zanders de Hollandere (bl. 31), Zanders, de Hollandere wezen; even zoo met meester Jan, temmerman (bl. 39), of meester Jan Temmerman; Wouter en Luuc de Brabantere (bl. 40), of Wouter en Luuc, de Brabantere; Joos de barbier (bl. 44) of Joos de Barbier, enz. In het handschrift is er niets, dat het onderscheid aenwijst. De beteekenis moet dus gegist worden. Al wie met onze schriften van vroegere eeuwen bekend is, weet hoe men alsdan met de spelling der eigennamen omsprong: vader en zoon of twee gebroeders schreven dikwijls hunnen naem op eene verschillende wyze. Geen wonder dus, dat men hier Willem van Bocxselaer en Jan van Bocxelaer, ghebroeders (bl. 4), leest; zoo ziet men ook de zelfde plaets dan eens Dooreslaer, dan eens Dorislaer genaemd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina XVIII]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De rol van 1552 vooral levert talryke ongelijkheden van dien aerd op. Men vindt te Lokeren: Raes de Ghucht en Pier de Gucht, zijn sone (bl. 61); Lievin van Houcke en Hanneken van Hoecke, sijn sone; Joos de Brune en Gillis de Bruyne, sijn sone. Te Melsele: Pieter de Coninck en Pieter de Coninc, sijn sone (bl. 77). - Te Stekene: Pieter Praet en Hans Prat, filii Gillis(bl. 97), enz. Het zal dus niemand verwonderen, dat namen van persoonen, die waerschijnlijk tot een en het zelfde geslacht behooren, zooals te Exaerde: Cornelis de Vleeschoudere, Paesschier de Vleeschaudere en Pieter de Vleeschauwere (bl. 129-130); - te Meerdonk: Caesen Gauweloes en Adriaen Gouweloes (bl. 82 en 83); te Sinai Jan Soen en Jacob Zoen (bl. 104) en honderd anderen, op twee of driederlei wyzen geschreven worden. De aengehaelde voorbeelden zullen genoegzaem zijn om te bewyzen, zoo wel aen rechtsgeleerden als aen anderen, dat by het opmaken van eenen stamboom voor de vorige eeuwen, het zeer dikwijls in de spelling der eigennamen op eene letter min of meer niet aenkomt. Voor de rol van 1553 valt het wederom zeer moeijelijk te weten, of men Oste de Cleermaeckere (bl. 74) of Oste, de cleermaeckere; Pieter de Hollandere (bl. 101) of Pieter, de Hollandere; Machiel de Seelandere en Willem de Brabantere (bl. 102), of Machiel, de Seelandere en Willem, de Brabantere te lezen heeft. Hetzelfde geldt: Ghijs de Luyckenaere (bl. 120); Jooris de Satijnwevere (bl. 76), en veel anderen. Door Heyne, de trommelslaghere (bl. 121), zal men wel 's mans bediening in het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina XIX]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
leger hebben willen uit drukken; zoo wel als men door Lenaerdt, de zeeldrayer en Wouter, de tichelbakker, zal hebben willen doen verstaen, dat de een een zeeldraeijer en de ander een tichelbakker was. De klerken, die de manschappen opgeteekend hadden, wisten zeer wel, welke persoonen zy daerdoor bedoelden, en des tijds kon daeromtrent geen twyfel bestaen; maer voor ons is het geheel anders: het zijn doorgaends raedsels, die wy op te lossen hebben. De rol van 1552 schijnt met nog meer vlugheid dan die van 1480 geschreven te zijn; ook is er menige letter onduidelijk. De u kan met de n verward worden; diensvolgends kan men zoo wel: aen 't Haenwijc (bl. 72), als aen 't Haeuwijc; Machiel en Jan de Blandere (bl. 81) als Machiel en Jan de Blaudere; Dieric de Fantere (bl. 89), als Dieric de Fautere, lezen, enz. Tusschen in en ni, mu en nni zoû men moeijelijk onderscheid zoeken, zoodat Daneel Reymuere en Jan Reymuere (bl. 95) misschien moeten zijn: Daneel Reynniere en Jan Reynniere; omgekeerd zou Jacop Reynnere (bl. 95) kunnen Jacop Reymiere worden. De c gelijkt dikwijls aen de e, en men kan soms twyfelen tusschen de Boc en de Boe; maer hiervoren (bl. 94) zoû zoo wel Pieter Vale als Cornelis Vale moeten staen: dat is een drukfeil. Op veel plaetsen zweemt de c naer de t: Cooren en Tooren zijn omtrent het zelfde; op andere heeft de e de gedaente van eene i, en wordt ook dikwijls daervoor gebruikt, byvoorbeeld in de herhaelde malen voorkomende namen: Auwenairt of Auwenaert, Dansairt en Dansaert, van Voirde en van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina XX]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voerde en dergelyken. De naem Bartholomeeus de Moleere (bl. 70), is gedeeltelijk met inkt bevlekt, zoodat er wel de Mueleere, dat elders menigmael voorkomt, zoû kunnen gestaen hebben. Hetgeen ik gezegd heb van de moeijelijkheid om op de lijst van 1480 de beteekenis der verkortingsteekenen, boven de woorden geplaetst, te kennen, en om het ontbrekende aen te vullen, is ook toepasselijk op die van 1552, waer men, onder anderen, insgelijks te kiezen heeft tusschen den, de of der. De klerken, die de lijsten opstelden, hebben dikwijls om de bedoelde manschappen beter aen te wyzen, achter dezer naem, of de plaets, waer zy woonden, of eenen bynaem, of de eene of andere aenmerking gevoegd. Sommige dezer aenduidingen zijn zeer verstaenbaer, vooral op de rol van 1480. Men begrijpt dadelijk wat: te Pots, op den Heerwech, op Dorislaer, ter Herbrugghen, op Eveslaer, op Hillaer, in de Baertstraete, in den Gavere, in 't Wappennaertsende, enz, willen zeggen; Solberch (bl. 39) is voor my duister; maer in de tweede lijst komen veel van die by de namen gevoegde woorden voor, welke niet gemakkelijk zijn om te verklaren. Zoo leest men Gillis Baert, Coninc (bl. 84), wat is hier dat Coninc? Achter Matheeus Spildoren (bl. 88), staet een tweede verkorte naem, die misschien Impens, in plaets van Inpere, moet gelezen worden. Gillis Inghele, Caucolc (bl. 113); dit laetste is zeer klein geschreven en allermoeijelijkst om te lezen; wat is daervan de beteekenis? Voor Jacop Heyndricx, Grein en Adriaen Heyndrix, Grein (bl. 122-123), weet | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina XXI]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ik geene voldoende uitlegging; my knecht en my pratre, wil zoo veel zeggen als, dat de een in dienst was als knecht, de ander als praterGa naar voetnoot(1), by dengenen die de optelling deed, en het staet voor: mijn knecht, mijn prater. Dit laetste woord is in het handschrift by verkorting p'tre. De reden waerom op de namen Joos Vijdt en Pieter Vijdt (bl. 128), telkens het woord Couterman volgt, is my onbekend. Achter eenen naem: Jan Verhoste, (bl. 63), leest men suel en achter eenen anderen: Jan Smet, seel, dat ik vermeen ons sul te zijn, om daerdoor eenen man van geringe verstandelyke vermogens, eenen half onnoozele, zooals men zegt, uit te drukken. Zijn: effen op achter Gillis vanden Velde (bl. 62), en Coquaert achter Pieter de Brune (bl. 115), spotnamen? Is Borsens, achter Adriaen Vleerackere (bl. 123), de naem van 's mans vader? Pieter Vos, Duvecot (bl. 110), en Gillis Smet, Steendonc (bl. 124), zal wel zoo veel willen zeggen als, dat zy op plaetsen van dien naem woonden. Zoo is het waerschijnlijk ook met Anthonius Coc, Lacquam (bl. 115), en ook met Sebastiaen Updam, Leguydt (bl. 119). In het opschrift der derde lijst (bl. 133), was er by my eenige twyfel opgerezen, doordien de v en de b volstrekt het zelfde voorkomen hebben, of men aldaer: den heer van Vigneron op Montigni of den heer van Bigneron op Montigni te lezen heeft. Na nauwkeurige | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina XXII]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vergelyking, heb ik aen het eerste de voorkeur gegeven. In de twee eerste lijsten is er misschien nog wel het een of ander, dat eenige uitlegging zoû noodig hebben, doch, ik moet aen deze aenmerkingen een einde maken; of ik in de verklaringen, die ik gegeven heb, geslaegd ben, zal de lezer oordeelen. In allen gevalle laet ik zeer geerne nog wat voor anderen over. Gent, den 15en van Slachtmaend 1861.
C.P. Serrure. |
|