| |
II. De N.S.B.
Tot zover de kleine fascistische partijen. Over hun antisemitisch karakter kan, naar men ziet, niet de geringste twijfel bestaan. Zij belijden het openlijk en, voorzover daarvan bij deze kennelijk met een minderwaardigheidcomplex behepten sprake kan zijn, of liever: juist omdat zij daarmee behept zijn, belijden zij het met trots. Staat het anders met de grote nationaalsocialistische beweging ten onzent? Is er bij de N.S.B. wel twijfel mogelijk aan haar antisemitisch karakter? We zullen het zien.
| |
A. De ‘theorie’ van de N.S.B.
Slaan we daartoe allereerst op de z.g. ‘Brochure IV’ ‘Actueele Vragen’, waarin op blz. 26 als vraag 9 behandeld wordt: Hoe staat de N.S.B. tegenover de Joden? De inleiding aldaar over het ‘rassen’ vraagstuk in het algemeen is geschikt (en ook wel bedoeld!) om ieder moed te geven,
| |
| |
die in de verworvenheden der achttiende eeuw op het punt van religieuze en rassenverdraagzaamheid een onwrikbare hoeksteen onzer beschaving erkent:
‘Zoo verwerpen wij dus even nadrukkelijk als Mussolini theorieën, welke het geestelijk begrip natie door het meer materieele begrip ras willen beperken en welke aan sommige rassen een in de zedelijke wereldorde liggende meerderwaardigheid boven andere rassen zouden willen toekennen’ (blz. 27 der genoemde brochure).
Dan, dit standpunt is blijkbaar te zuiver om onverdeeld dat van de N.S.B. te zijn. Het gevreesde ‘maar’ volgt er dan ook onmiddellijk op:
‘Deze verwerping van het z.g. rassenstandpunt mag ons echter geenszins in den onwerkelijken waan doen vervallen, dat de Nederlandsche natie als geestelijke eenheid, welke kan wonen in allen, die den staat van Nederlander of Nederlandsch onderdaan bezitten, nu ook metterdaad in allen zou wonen. Zij woont niet in dat gedeelte der Joden, dat zichzelf juist op basis van ras onderling nauw verbonden begeert te houden.’ (t.a.p.).
‘Duidelijkheidshalve’, zoals er staat - hoe is papier toch niet alleen geduldig, maar ook fatsoenlijk! - wordt dan in deze brochure de volgende indeling van de Joden gemaakt:
1o. Nationaal voelende Nederlanders van Joods ras. Deze zijn voor ons Nederlanders. Zij vormen geen probleem. 2o. Orthodoxe Joden, die zich afzonderen, omdat zij meenen daartoe door God te zijn geroepen .... aanvaarden wij .... in hun afzondering .... Zij beschouwen zich in het algemeen ook zelf als gasten. 3o. Tenslotte echter de Joden, die geen deel hebben aan onze nationale gedachte, omdat voor hen nationaal niet beteekent Nederlandsch, doch Joodsch, en zulks niet uit religieuze overwegingen, doch uit rasdriften.
Van de laatste groep heet het, met een uitdrukkelijk beroep op een Standaard-artikel van Abraham Kuyper van 23 Oct. 1878 ‘Bestrijden willen wij hen, maar voor
| |
| |
een eerlijk kampgerecht, bestrijden naar den geest’. (t.a.p. bl. 28).
We hebben, na aan de ‘theorie’ van de N.S.B. in het ‘Joodse vraagstuk’ alle recht te hebben gedaan, onzerzijds het recht - en de plicht - ook de praktijk te laten spreken - die er een weinig anders uitziet, naar we bemerken zullen.
Zo muurvast is trouwens ook de ‘theorie’ niet. Het Katholieke dagblad ‘De Tijd’ heeft later een andere indeling gegeven van de Joden naar nationaalsocialistische opvatting, die het voordeel heeft althans wat dichter bij de zich gaandeweg ontwikkelende praktijk te staan. Volgens dit blad kent Mussert niet drie, maar vijf soorten Joden:
1o. | tegenstanders van de N.S.B. |
2o. | leden van de N.S.B. |
3o. | politieke Joden. |
4o. | rustig levende Joden. |
5o. | publiciteits- en kunst-Joden. |
En de redactie van het Katholieke orgaan tekent hierbij aan, dat alleen de categorieën 2 en 4 bij hem genade vinden. (In hoever zelfs dat waar is, zal nog blijken).
Het standpunt van de N.S.B. komt dus - altijd nog volgens ‘De Tijd’ - hierop neer:
‘Houdt een Jood zich rustig, oefent hij gewoon een beroep uit zonder meer, dan mag hij leven. Aan politiek mag hij niet doen, dan alleen om de N.S.B. te steunen. Daarmee uit. Beweegt hij zich op het terrein van de publiciteit, van de kunst, heeft hij een andere politieke overtuiging dan die van ir. Mussert, dan vliegt hij eruit. Waarom hij wel en een ander Nederlander in dezelfde omstandigheden niet? Omdat hij een Jood is, omdat voor hem ‘gastrecht’ geldt, géén burgerrecht, omdat hij dus een uitzonderingspositie inneemt, niet als volwaardig Nederlander,
| |
| |
met gelijke rechten, wordt beschouwd, die gedachte klaar en onomwonden uit te spreken: wij beschouwen den Jood als een niet-Nederlander, dat durft de N.S.B. en dat durft haar ‘Leider’ niet aan. Waar men erop zinspeelt, doezelt men er allerlei phrasen van ‘wij bedoelen geen antisemitisme’ en ‘wij hebben niets tegen de Joden als zoodanig’ - phrasen, waarachter steeds het noodlottige woordje ‘maar’ .... volgt.
Als Mussert niets tegen de Joden als zoodanig heeft, waarom keurt hij het dan af, dat Nederlandsche autoriteiten spreken voor den Joodschen Invalide en gedekt met hoogen hoed in de Joodsche Synagoge verschijnen? Worden dan alleen ‘politieke’ Joden invalide? Bezoeken alleen ‘publiciteits- en kunst-Joden, alleen tegenstanders van de N.S.B. de synagoge?
De ‘leider’ heeft zich weer eens vergaloppeerd: zijn innerlijken afkeer uitgesproken tegen alle Joden - zonder uitzondering - óók de rustige, óók de partijgenooten.
De N.S.B. moet voor zichzelf weten, hoe zij over Joden denkt, wij hebben ook wel eens reden tot klagen over sommige onder hen, met name over diegenen, die in hun persorganen voortdurend stoken tegen godsdienst en moraal en tegen zulken, die in hun bedrijfsmoraal welbewust geen rekening wenschen te houden met het algemeen belang. Wij richten ons echter tegen deze personen, tegen hun practijken - niet tegen de groep als geheel, die over groote geestelijke capaciteiten beschikt.
De N.S.B. doet dat wèll Doch zij durft het niet openlijk ronduit zeggen. Dwaze angst voor zulke heldennaturen!
Afgezien van het tikje antisemitisme, dat ‘De Tijd’ in de voorlaatste alinea van het hier geciteerde artikel zijns ondanks verraadt - immers, waar zijn hun persorganen ‘waarin voortdurend tegen godsdienst en moraal gestookt wordt’, want, zo die persorganen er al zijn, zijn het Joodse? En komt ‘de bedrijfsmoraal die welbewust geen rekening wenscht te houden met het algemeen belang’ alleen bij Joodse of ook bij katholieke en bij andere ondernemers voor? Wij moeten zelfs eerlijk bekennen nog nooit van een bedrijfsmoraal gehoord te hebben, die dat welbewust wel deed! - maar afgezien daarvan, kunnen
| |
| |
wij de hier weergegeven beschouwingen van ‘De Tijd’ slechts als juist erkennen en wij menen, dat wat hier verder volgt slechts de bewijzen van de daar geponeerde stellingen brengt.
| |
B. Bewijzen van buitenaf voor het Antisemitisme in de N.S.B.
Van een N.S.B. vergadering in Utrecht brachten de ‘Dresdener Nachrichten’ van 22 Juli 1936 een verslagje, waarin wij lezen:
‘Der Redner’ - niet minder dan de ‘Algemeen Leider’ - stellte ferner fest, dasz der Weltkommunismus durch das internationale Judentum verbreitet werde. Es sei Zeit, die Juden nach ihren Taten zu beurteilen’.
Ten 2o is er het interview, dat de heer Brouwer met den heer Mussert gehad heeft en waarvan hij verslag gedaan heeft in ‘De Groene Amsterdammer’ van 18 Juli 1936, waarop wij nog terugkomen. In het nummer van ‘Volk en Vaderland’ van 24 Juli daarop, heeft de heer Mussert, blijkbaar geschrokken van zijn onder dat interview getoonde moed dat gesprek van den eerste tot den laatsten letter fantasie genoemd en de veronderstelling uitgesproken, dat de redactie van ‘De Groene’ den heer Brouwer had opgedragen eens wat te fantaiseren over een interview dat niet plaats had.
Deze ‘veronderstelling’ is naar wij veronderstellen slechts een povere noodleugen, maar zelfs als deze veronderstelling van ons niet juist zou zijn, dan is er een tweede kroongetuige van buiten in zake het antisemitisme in de N.S.B., waaromtrent niets ‘verondersteld’ kan worden. Het is het proefschrift van Dr. Dr. Helmut Otto, waarop
| |
| |
deze dubbel zeergeleerde heer deze zomer aan de Universiteit te Giessen gepromoveerd is. Zijn dissertatie is getiteld ‘Die flämischen und holländischen Nationalbewegungen’ en de stof ervoor heeft hij, voor de passage, die ons hier interesseert opgedaan bij een bezoek in Augustus 1935 aan het Hoofdkwartier der N.S.B. te Utrecht. Hij heeft daar niet met ir. Mussert gesproken, die destijds in Indië vertoefde, maar met den ‘plaatsvervanger van den Leider’, den heer Geelkerken. Die hem na een uiteenzetting over de heerlijke bloei der beweging het volgende omtrent het standpunt der N.S.B. tegenover de Joden wist te vertellen:
‘Wir bedauern, dass uns von Deutschland in letzter Zeit Judenfreundschaft und andere schöne Dingen vorgeworfen werden. Gewiss, wir haben keinen Arierparagraphen und haben Juden in unsere Reihen aufgenommen, das besagt aber nicht, dass wir Judenfreunde sind und ich kann Ihnen verraten, dass die 150 Juden die wir unter unseren 54.000 eingeschriebenen Mitglieder haben, sich in unseren Reihen nicht sonderlich wohl fühlen. Eine Anzahl von ihnen ist in letzter Zeit auch schon wieder ausgetreten. Aber sie wissen doch, welchen gewaltigen Einfluss die Juden hier in Holland besitzen. Sowohl ihr prozentualer Anteil an der Bevölkerung wie ihr finanzieller Einfluss lässt sich gar nicht mit den Verhältnissen in Deutschland vergleichen’. (Die flämischen und holländischen Nationalbewegungen, Verlag Robert Noske, Borna blz. 78-79).
| |
C. Bewijzen van binnenuit voor het antisemitisme in de N.S.B.
Omdat onze taak: te bewijzen, dat de N.S.B. antisemitisch is op in beginsel precies dezelfde wijze en om dezelfde redenen als die in Duitsland tot de ontrechting en vervolging der Joden geleid heeft, omdat die taak zo eenvoudig en zuiver is, hebben we zelfs geen innerlijke weerstand te overwinnen, om haar de volle maat te geven
| |
| |
en meer dan dat: de tot nog toe aangehaalde bewijzen zijn van min of meer indirecte aard. Zijn er ook directe onwraakbare getuigen, die eenvoudig niet geloochend kunnen worden, ook al zou men het proberen met de drieste brutaliteit-in-het-liegen, waarvan de fascistische ‘moraal’ het monopolie bezit? Zij zijn er:
1o. Het pamflet door de N.S.B. opgesteld en verspreid vóór en tijdens het tuinfeest op het landgoed ‘De Wiltzangk’ te Wassenaar van den heer S. van den Bergh, ten bate van het Joodse werkkamp in de Wieringermeer, waarvoor tevens de reclame vernield werd. Het pamflet wekt bij oppervlakkige kring de indruk, dat de regering geld beschikbaar gesteld heeft voor de opleiding van jonge Joodse politieke vluchtingen uit Duitsland. In werkelijkheid ging het hier uitsluitend om zuiver particuliere steun aan jonge mensen, die, door de regeringsterreur uit hun vaderland verdreven, hier zich wilden voorbereiden op een nieuw bestaan en een nieuwe toekomst om die vervolgens niet hier, maar in Palestina te zoeken. (Het Volk, 11 en 15 Juni 1935.)
2o. De kwestie van de opening van de nieuwe studio der Avro op Zondag en de mededeling van het Avro-bestuur ‘dat het zich bewust was, dat het stellen der feestelijkheden op Zondag het haar orthodox-protestantsche leden onmogelijk maakte daaraan deel te nemen, doch dat bij verplaatsing dier feestelijkheden naar den Zaterdag eenzelfde bezwaar zich zou voordoen voor haar orthodox-Joodsche leden’. Daarop reageerde de N.S.B. als volgt:
‘Wij protesteeren met kracht tegen de toenemende verjoodsching van het Nederlandsche volksleven in het algemeen en in het bijzonder tegen deze gruwelijke beleediging van het christelijk-nationale karakter der natie, door het Avro-bestuur bedreven.
Wij zijn hier niet in Palestina, maar in Nederland ..... In dier voege, dat de tienduizenden oprechte Nederlanders, die de Avro tot haar leden
| |
| |
telt, fééstelijk bedanken voor de eer, deel te nemen aan een z.g. “nationaal” feest, nota bene te besluiten met het “Wilhelmus” (!), dat, zoo niet vollédig onder rabbinaal toezicht, dan toch sterk onder joodsche invloed staat, zoo sterk zelfs, dat de eerbied van honderdduizenden onzer volksgenooten voor den christelijken Zondag moest wijken voor den joodschen Sabbat!’ (Volk en Vaderland 3 Juli 1936).
3o. Talloze antisemitische uitlatingen op N.S.B.-vergaderingen, die meer en meer de plaats gaan innemen van de daarvoor gebruikelijke ontkenningen van antisemitisme. Algemeen bekend is de uitlating geworden van den N.S.B.-voorman ds. van Duyl naar aanleiding van de opvoering van de Beul ‘dat er gelukkig geen “Arische” danseres te vinden was geweest, voor het uitvoeren van de daarin voorkomende zogenaamd“ obscene” dans’. Er zijn echter ook andere uitspraken, minder bekend, maar daarom niet minder duidelijk, zoals van jhr. mr. W. van der Goes van Naters op een N.S.B.-vergadering in Den Haag: Op de volgende schriftelijke vraag:
‘Als de N.S.B. niet antisemitisch is, zoals ds. van Duyl heeft gezegd, waarom spreekt U dan voortdurend minachtend over de Joden en waarom bootst U daarbij hun accent na?’
antwoordde de spreker:
‘Sam. de Wolff heeft in “Het Volk” geschreven, dat de Joden een eigen nationaliteit bezitten. Dat is dus niet de Nederlandsche nationaliteit. Maar waarom moet Amsterdam dan geregeerd worden door personen van een vreemde, dat is, van Joodsche nationaliteit? Waarom moet onze filmcensuur in handen zijn van iemand met Joodsche nationaliteit? Wij krijgen daar meer dan genoeg van. Wij zijn het niet met burgemeester De Vlught eens, dat het een eer is, dat Amsterdam de tweede hoofdstad van Palestina is! Wij zullen de Joden evenwel geen gebrek laten lijden! Wij zullen hen helpen met onze winterhulp, zoals dat ook in Duitsland geschiedt’. (Het Volk, 30 Jan. 1936).
‘Zoals dat ook in Duitsland geschiedt’ - waar een aparte Joodse winterhulp voor de Joden bestaat, die een
| |
| |
verschillend opgegeven maar in elk geval belangrijk percentage moet afstaan aan de algemene winterhulp! En waaromtrent de nieuwste verordening deze is, dat de, van de aanvang af, aparte Joodse winterhulp voortaan nog slechts bijdragen zal mogen ontvangen van particuliere Joodse gevers. Joodse ondernemingen moeten niet, als voorheen, een bepaald percentage harer bijdragen aan de Duitse winterhulp zenden, maar alles - aan de Duitse winterhulp, die, als voorheen, geen Joden ondersteunt. (Het Volk, 28 Nov. 1936 Av.). ‘Wij zullen hen helpen met onze winterhulp, zoals dat ook in Duitsland geschiedt’ - dat kan objectief niet anders betekenen, dan ‘wij zullen hen helpen, in de kortst mogelijke tijd, via de morele naar de fyzieke ondergang. Dat kan niet anders betekenen, dan dat ook hier, als het den heren N.S.B.-ers naar de zin zou gaan, de Joodse kindertjes op school bij de melkuitdeling hun kroesje moeten ophouden en vragen, om dan te horen, dat zij natuurlijk niets krijgen. Een ritueel, dat zo geschikt heet voor de opvoeding der ‘Arische’ jongens en meisjes.
4o. Een directe speculatie op de economische belangen van de winkeliersstands door een beroep op de eventuële antisemitische instincten van leden dezer groep - dus al een stap verder dan scheldpartijen in het algemeen of tegen bepaalde Joden, is het volgende:
‘In toenemende mate wordt door verschillende Joodsche inwoners in Nederland van de gelegenheid om 's Zaterdags hun zaken te sluiten en in de plaats daarvan 's Zondags open te blijven, gebruik gemaakt op een wijze, welke niet in overeenstemming is met de bedoeling van de regeling. Het is immers duidelijk, dat deze regeling niet getroffen is, opdat deze heeren voor den Zondag de clientèle van de andere zaken kunnen afpikken, maar alleen tot doel heeft hen binnen de Nederlandsche volksgemeenschap, gelegenheid te geven met hun eigen volksgenooten op hùn wijze te leven’. (Volk en Vaderland 6 Nov. 1936).
| |
| |
Is er nog wel na deze onomwonden antisemitische uitlatingen fantasie nodig om zich reeds de borden ‘Koopt niet bij Joden’ voor de Joodsche winkels voor te stellen, mitsgaders het pak ransel, dat iedereen bedreigt, die het hart zou hebben, zich aan die opwekking niet te storen? Is er nog wel fantasie nodig, om te begrijpen, hoe dit in de hoofden van niet-Joodse winkeliers, wier zaken natuurlijk door heel andere omstandigheden slecht gaan, de gedachte moet wekken ‘de Joden zijn ons ongeluk?’ Neen, daar is geen fantasie voor nodig, want dit inderdaad, deze daden en gedachte voor te bereiden is de bedoeling der N.S.B.
5o. Men kan de geest, die de N.S.B. tegenover de Joden bezielt en die straks, als het naar haar zin gaat, ook haar daden zal inspireren, trouwens ook afleiden uit Musserts uitlatingen tegenover niet-Joodse personen en bevolkingsgroepen, die in zijn ‘achting’ zeker nog iets vóór hebben boven de Joden. Het duidelijkst is in dit opzicht het bekende interview van den Algemeen Leider met den heer Anton M. Brouwer, gepubliceerd in ‘De Groene’ van 18 Juli 1936. Ook zonder dat de rechter het nog beslecht heeft, - de heer Brouwer heeft Mussert voor het gerecht gedaagd, toen deze het interview als verzonnen ongedaan trachtte te maken - kan men wel als zeker aannemen, dat het de waarheid bevat. En daar heet het dan o.a. van Prof. van Asbeck: ‘dien zullen wij wel uitmesten’. Prof. van Embden heet ‘een landverrader’. Van der Waerden een ‘leugenaar’ omdat hij sprak van een ‘vrije volksgemeenschap op socialistischen grondslag’ en dat schijnt toevallig ook juist het ideaal der N.S.B. te zijn, waarmee de leugenachtigheid van Van der Waerden bewezen is. Bovendien wordt in dit persgesprek de ‘Germaanse ideologie’ naar Duits model door Mussert volledig aan- | |
| |
vaard en de Joden, die als goede verstaanders aan een half woord genoeg hebben, hebben meer dan genoeg aan dit hele.
6o. maar dit alles, hoe verderflijk ook, is nog onschuldig vergeleken bij de schandelijke pamfletten, die van tijd tot tijd in bepaalde wijken huis aan huis bezorgd worden om het latente antisemitisme stelselmatig op te zwepen. Hoezeer het ons tegen de borst stuit, het volgende af te schrijven, wij hebben geen keus. Hier volgt daarom de tekst van een dier walgelijke uitingen van geperverteerde minderwaardigheidsgevoelens, die een wezenlijk bestanddeel vormen van de gehele nationaalsocialistische beweging overal ter wereld en dus ook ten onzent:
1. Wat praat gij van anti-semitisme .....
als gij, Joden in Nederland, U vermeet Nederlandsche mannen en vrouwen te bespuwen - te belasteren - en met de laagste vuiligheden te bejegenen!
Zullen deze mannen en vrouwen U dan vriendelijk gezind zijn .....
2. Wat praat gij van anti-semietisme .....!
als Gij Joden in Nederland, de aanvoerders zijt bij terreur en boycot van Nederlandsche christenen, die meer dan eens niet met fascisme uitstaande hebben!
Roept Gij op die wijze niet het noodlot over Uwe eigen hoofden .....!
3. Wat praat gij van anti-semietisme .....!
als Gij Joden in Nederland, de straten vervult met Uw geschreeuw, en alles tracht te verjoodschen - pers en radio, volksinvloed en geldmacht!
Denkt Gij werkelijk, dat het Dietsche Christenvolk Uw begeerigheid nog langer voedsel zal geven .....!
4. Wat praat gij over anti-semietisme .....!
als Gij, Joden in Nederland de steunpilaren van de Marxistische en Communistische vuilnisbelt zijt en daarin het volk van Christus wilt doen verstikken!
Meent Gij, dat de Nederlandsche Burgers U daarvoor dankbaar zullen zijn .....!
5. Wat praat gij over anti-semietisme .....!
als Gij, Joden in Nederland, Uw geweten belast met de gemeenste misdaden tegen ons volk, onze Natie, onze cultuur - tegen onze
| |
| |
menschwaardigheid, onze vrijheid van meeningsuiting!
Het deel Uwer, dat zich daaraan schuldig maakt, verwacht toch zeker niet dit straffeloos te kunnen doen .....!
6. Wat praat gij van anti-semietisme .....
als Gij, Joden in Nederland, nimmer werd aangevallen in Uw Jood-zijn, doch slechts, waar naar voren kwam, Uw vuile mond op straat tegen ons Nationaal Socialisten, Uw vuile pen in ‘Het Volk’ en de ‘Tribune’, Uw vuile hersenen bij het uitbroeden van gewetenlooze volksmisleiding, Uw vuile hart in het bespuwen, beschimpen en beleedigen van onze vrouwen- en dochtereer!
En bij velen Uwer is dit vuil bij golven aanwezig!
Indien Gij dus Joodsche Nederlander zijt, en dus dit vuil niet in U is, laat dan af van deze walgelijke bestrijding onzer Nationaal Socialistische Beweging .... en praat niet over Anti-semietisme, dat geen anti-semietisme is, noch worden zal!
En zoo Gij, die tot de Marxistische of Communistische degeneré's wilt behooren niet nalaat de hetze tegen ons te voeren, dan zal uit Uw daden het antisemietisme groeien tot een golf, die U zal wegspoelen - U en het marxisme, dat uit u is voortgekomen .....
Gij, hetzende Joden in Nederland, zijt zelf de ergste anti-semieten door Uw daden, Uw woorden, Uw letteren .....
Keert terug van Uw wegen, eer het Nederlandsche volksbewustzijn u zal aanklagen voor het wereldgericht!
Want de goeden onder U mogen en zullen nimmer aangetast worden, zooals wij hen ook thans niet aantasten .....!
Voor 2000 jaar riep Uw volk ‘Kruisigt Hem’ en het werd Uw ondergang. Thans roept Gij tot de navolgers van den Gekruisigde: ‘Kruisigt hen!’ en ook dat zal weder Uw ondergang worden!
Joden in Nederland ons woord is niet ijdel .... fascisme is daad? Hou Zee!
Dit paskwil, een gestencild blaadje, is de 8ste April 1936 in een Amsterdamse wijk, waar veel Joden wonen, huis aan huis in de bus gestopt. Natuurlijk anonym, zodat men het niet anders dan op waarschijnlijkheidsgronden aan de een of andere N.S.B.-instantie kan toeschrijven. Hetzelfde geldt voor het hatelijke en demagogische pamflet tegen den Amsterdamsen gemeentesecretaris van Lier. De slotwoorden ‘Hou Zee’, die het uitsluitend monopolie
| |
[pagina t.o. 18]
[p. t.o. 18] | |
Enige Leidse N.S.B.-ers hebben een aanslag gepleegd op de horlogewinkel van den Duits-Joodsen emigrant L. Katz. De etalagekast werd geheel verwoest. In het midden de grote verfpot die met verf en kalk gevuld was en door het venster naar binnen werd gesmeten. Vijf N.S.B.-ers werden aangehouden. De toegebrachte schade bedraagt minstens ƒ 600. -.
Een overzicht van de mensonterende propaganda der Heil-Kruyt-fascisten, die op een eenzame weg en in het holst van de nacht hun slag sloegen.
| |
[pagina t.o. 19]
[p. t.o. 19] | |
Brief van een N.S.B.kringleider aan een vooraanstaand partijgenoot, waaruit blijkt, hoe in de N.S.B. over Joodse medeleden geoordeeld wordt.
Snaggels is Amsterdams voor: Joden.
| |
| |
van de N.S.B. schijnen te zijn, maken die waarschijnlijkheid tot zo goed als zekerheid. Evenals van de hier boven geciteerde aanval op de Joodse winkeliers, kan men van deze op de Joden in het algemeen óók zeggen: er is niet veel fantasie voor nodig om zich deze en dergelijke uitlatingen verenigd te denken in een orgaan ‘De Stormer’, want èn de taal van dit pamflet èn de ‘geest’ van den opsteller is vlees van het vlees van Streichers ‘Stürmer’.
| |
Daden van de N.S.B., die haar antisemitisme bewijzen.
Het ontbreekt, zeiden we, niet aan waarschijnlijkheidsgronden, dat de soort pamfletten, waarvan wij er hier enkele hebben meegedeeld, van de N.S.B. afkomstig zijn. Die gronden vinden wij in hun daden. Mussert heeft eens gezegd, de Joden naar hun daden te zullen beoordelen en hij zal er dus geen bezwaar tegen maken, dat wij desgelijks doen. Wij zullen in het volgende ook de N.S.B. naar haar daden beoordelen, voorzover die althans tot onze kennis gekomen zijn.
1o. Hoe er in de N.S.B. over de ‘goede’ Joden, dat zijn naar we nu weten, hen, die lid van de N.S.B. zijn, gedacht wordt, onthult ons een brief van 15 Mrt. 1934, die we hierbij afdrukken. De Georg Blank, zich noemende Blankisky, waaraan deze brief gericht is, is, blijkens inlichtingen in ‘Het Volk’ van 23 Juli 1935, een tijdlang leider van de ‘geheime dienst’ van Mussert geweest. Verder commentaar is, dunkt ons, overbodig.
2o. 9 Aug. 1935 wandelde de textielarbeider v.d. H. uit Laren (N.H.), getooid met een N.S.B.-insigne op het Waterlooplein in Amsterdam. Zijn verschijning daar wekte enige verontwaardiging en de man uit Laren gaf gehoor aan de wenk om dat dingetje maar in zijn zak te steken.
| |
| |
De ‘Telegraaf’ blies het gevalletje op tot een ‘ergerlijk geval van straatterreur, waarbij een 18-jarig meisje (de 21-jarige dochter van v.d. H., die in zijn gezelschap was) zou zijn mishandeld’. Een 4-tal N.S.B.-colporteurs zijn daarop in de Jodenbuurt verhaal gaan zoeken, waar zij de stilte van de Sabbath in hoge mate verstoorden. (‘Het Volk’ 10 Aug. 1935).
3o. Kort daarop is in Zandvoort een blijkbaar Joods uitziende persoon van het trottoir gedrongen met de toevoeging ‘Ga er af, Jood, anders laten wij jullie over de grens brengen.’ (‘Het Volk’ 13 Aug. 1935.) Een ‘onderzoek’ naar de categorie, waarin deze Jood thuishoorde, had hierbij uiteraard niet plaats. Daarom is het geen overdrijving hierin het eerste aanloopje te zien tot de borden ‘Joden geen toegang’.
4o. Belangrijk is het geval met de verkoop van ‘Der Stürmer’ in de N.S.B.-sigarenwinkel in de Kalverstraat te Amsterdam. Door een gerechtelijk onderzoek is dit feit, dat eigenlijk al onze bewijzen voor het antisemitisme in de N.S.B. overbodig maakt, komen vast te staan. De leiding heeft ook hier echter haar antisemitisme trachten te verbergen achter een officiële afkeuring van deze verkoop. Maar de waarheid heeft althans in dit geval de leugen, hoe snel ook, achterhaald. Zij kwam in de vorm van een mededeling van den heer Ant. Th. van der Lely, Van Heurnestraat 140 te Voorburg, voormalig groepssecretaris van de N.S.B., die meedeelde, dat aan de groepsraad van de plaats zijner inwoning, bestaande uit groepsleider, -penningmeester en -secretaris uitdrukkelijk opdracht is gegeven om geen Joodse leden in te schrijven. De conclusie van ‘Het Volk’ (6 Maart 1936): ‘het antisemitisme van de N.S.B. druipt uit alle naden’, kan men slechts delen.
| |
| |
5o. dat de N.S.B. ook anti-Joodse spionnage-diensten niet versmaad is korte tijd later gebleken.
‘Bij de rijksdienst van arbeidsbemiddeling en werkloosheidsverzekering is Vrijdag 29 Mei '36 de ambtenaar Bl. door zijn chefs betrapt, toen hij bij die dienst ingekomen stukken (die aanvragen van uitgeweken Duitse Joden betroffen) overtypte met de antwoorden, welke er op gegeven werden van de zijde van de dienst, en deze in dienstenveloppen verzond naar een der kringhuizen van de N.S.B. te Rotterdam. Bl., die deze spionnage ten behoeve van de N.S.B. reeds geruime tijd bedreef, ondertekende zijn brieven met ‘Hou zee Bl., die geen N.S.B.-er mag zijn’ (‘Het Volk’, 2 Juni 1936).
6o. 9 Juli een nieuwe wandaad. Te Leiden werd het winkelpand Haarlemmerstraat 36, waarin de uit Duitsland uitgeweken Joodse familie L. Katz een horlogerie heeft op baldadige wijze met witkalk besmeurd. Dat hier N.S.B.ers aan het werk geweest zijn, is voldoende duidelijk gebleken: Op het raam zijn de letters ‘Mus’ te lezen; op het trottoir staat voluit: ‘Mussert wint’. (Een afbeelding is te vinden in ‘Het Volk’ 9 Juli 1936.) En daarbij bleef het niet. In de nacht van Zaterdag op Zondag 19 Juli hebben vijf N.S.B.-ers een pot met verf en kalk door de zelfde winkelruit geworpen, waarop zij met een auto gevlucht zijn, doch niettemin gearresteerd. De kringleider van de N.S.B. te Leiden, op het politiebureau ontboden, heeft daar verklaard, dat de daders in verband met deze daad, van het lidmaatschap zijn geschorst - dus niet geschrapt (De Courant’, 20 Juli 1936; een foto van de totaal vernielde étalage in ‘Het Volk’ van diezelfde dag).
7o. Duisterder is het volgende geval; dat mogelijk niet voor rekening van de N.S.B., maar van de Kruyt-fascisten komt:
‘Toen de heer M.S.K. - een Jood - wonende op de hoek van de Wilhelmina- en Gasthuisstraat te Winterswijk met zijn huishoudster omstreeks middernacht van een verjaardagspartij thuiskwam, bemerkten zij, dat het electrisch licht zijn dienst weigerde. De heer Kan begaf zich toen in het donker naar boven en kreeg plotseling een klap op het hoofd.
| |
| |
Er ontstond een worsteling met den onbekenden indringer. Deze ontvluchtte op het hulpgeroep van de huishoudster, maar werd, tegelijk met zes anderen gevat. De dader bleek te zijn zekere F., uit Bocholtz (Limburg). Aangezien alle arrestanten tot een zelfde partij behoren heeft men, volgens het A.N.P. de sterke indruk dat deze overval op den heer K., een politieke achtergrond heeft. (Enigszins verkort uit ‘De Maasbode’, 23 Juli 1936).
De N.R.C. van diezelfde datum schrijft nog: ‘de vijf aangehoudenen zouden tot de fascistische groep van majoor Kruyt behooren’.
8o. Het volgende geval is echter weer onmiskenbaar van de N.S.B. Het betreft de verkoop van anti-semitische grammofoonplaten, die de plaats van de verboden ‘Stürmer’ zijn komen innemen. Op geraffineerde wijze is daarbij de wet ontdoken. De gezongen woorden ‘Juda den Tod’ zijn in de gedrukte tekst vervangen door ‘Judas den Tod’. Maar de goede verstaander, en dat is de N.S.B.-er op het punt van antisemitisme weet dat fijne verschil naar waarde te schatten en verkneukelt zich bovendien nog in de ‘Noordse list’ van zijn leiders. (uitvoeriger in ‘Het Volk’ 30 Juli 1936.)
9o. Een recente uitlating uit ‘Volk en Vaderland’, die bewijst, dat zo er al iets ten opzichte van het Jodenvraagstuk in de N.S.B. veranderd is, dit zeker geen verandering ten goede is geweest. Een uitlating, waarin zij zich zo volkomen met het Duitse standpunt ten dezen vereenzelvigt en dus verwijdert van het in theorie ingenomen Italiaanse, dat het als daad kan worden gekwalificeerd. Naar aanleiding van onze jongste circulaire, vergeet het blad zich zozeer, dat het onze intellectuelen vereenzelvigt met - Joden.
Zoo meenden ook de Duitsche Joden in 1933, dat Duitschland uit de rij der beschaafde volken zou terugzinken (wij menen dat nog! Het Comité), toen het waagde hun bemoeiingen met het geestelijk leven
| |
| |
verder af te wijzen. Duitschland leeft en is gezond en sterk - de Duitsche Joden zitten in de literaire café's van Parijs, Praag en Amsterdam en spelen verder ‘Duitsche cultuur’. En zoo ligt de zaak ook met onze Nederlandsche zgn. intellectueelen (Volk en Vaderland, 4 Dec. 1936).
10o. Ten slotte een niet documentair te bewijzen geval, dat wij echter uit volkomen betrouwbare bron vernomen hebben en dat in menig opzicht nog typerender is dan het voorgaande: een van de onderleiders der N.S.B. in een onzer grote steden, werd aangesproken over zijn vrouw, die er enigszins Joods uitziet. De man in kwestie kon zijn ondervragers echter geruststellen: zijn vrouw, zeide hij, was bij onderzoek gebleken een kwart-Jodin te zijn en dit was een toelaatbare graad van Joods bloed. Het komt in dit geval, dat niet op zichzelf kan staan, niet op den man aan, die zijn mond voorbij praatte, noch op de vrouw, en haar ‘bloed’, maar op het onderzoek van hem daarnaar. Daaruit blijkt immers, dat in de N.S.B. de ‘Ariërparagraaf’, die in het program nog ontbreekt, in de praktijk reeds in werking gesteld is.
Hoe zit het dus? Welke conclusie kunnen wij uit het bestudeerde materiaal, waarvan wij hier slechts een gedeelte hebben kunnen weergeven, trekken? Ons dunkt deze: officieel is de N.S.B. nog steeds in haar uitlatingen niet antisemitisch. Op zijn minst bevat echter ook de door haar gemaakte scheiding in ‘goede’ en ‘slechte’ Joden, welke scheiding nu eens zo dan weer zus getrokken wordt, kiemen van antisemitisme. Die kiemen liggen niet alleen in het willekeurige van de scheiding tussen de Joden onderling, maar veeleer reeds in het maken van een onderscheid tussen Nederlanders en Joden. Dit onderscheid kent noch onze wet noch onze werkelijkheid. En men kan het ook niet maken. Men kan niet enerzijds het begrip
| |
| |
‘natie’ definiëren als een door lot, taal en grens verbonden volksgemeenschap en anderzijds dan óók de Joden een natie noemen. Even willekeurig is het op grond van raselementen de Joden uit de natie te bannen, want geen enkele moderne natie laat zich nog naar dit kriterium onderscheiden. Naast het Joodse hebben zoveel rassen tot de bloedmenging der Nederlandse natie bijgedragen en dat de Joden oorspronkelijk uit Azië afkomstig zijn onderscheidt hen in het minst niet van de ‘Germanen’, waarvan in een ouder verleden naar alle waarschijnlijkheid hetzelfde geldt. Blijft alleen de kwestie van de godsdienst der orthodoxe Joden, maar aangezien de N.S.B. zelf de Joden op grond dáárvan niet wil uitsluiten, behoeven wij ons hier met deze kant van de kwestie evenmin bezig te houden.
Bevat dus reeds de officiële opvatting der N.S.B. kiemen van antisemitisme, d.i. van die bij uitstek gevaarlijk gebleken rassenwaan, tal van haar officieuze uitlatingen staan reeds veel nader tot het werkelijke antisemitisme, tot werkelijke rassenwaan en al gaat zij tot dusver in haar daden minder ver dan de kleine fascistische groepen ten onzent, we hebben geen enkele waarborg, dat zij niet tot dezelfde antisemitische terreur zal overgaan als deze. En dat te minder, omdat zowel hun uitlatingen als daden nog onder de druk ener sterke publieke opinie staan, een publieke opinie die niet bereid en zelfs niet in staat is, de door onze nationale historie verworven verdraagzaamheidsidee vandaag op morgen prijs te geven. Alles wat we hier citeerden, is het minst-erge. Het ergste blijft - voorlopig - op z'n Hollands, binnenskamers. In wezen - en daar gaat het om - verschilt de N.S.B. niet van de Duitse N.S.D.A.P., waaraan zij naam, program en geest ontleend heeft. Ook de Duitse beweging heeft officieel
| |
| |
haar antisemitisme verborgen gehouden totdat zij aan de macht gekomen was, ja nog daarna. Toen nog verklaarde Goering ‘Als de Joden zich loyaal gedragen en gewoon hun zaken doen, heeft niemand hunner iets te vrezen,’ terwijl von Neurath, de minister van Buitenl. Zaken, zich: als volgt uitliet:
‘Om de mening van de buitenlandse Joden gerust te stellen, wordt verklaard, dat het nieuwe Duitse kabinet vrede en orde voor alle Duitse burgers zal handhaven en niet de bedoeling heeft, zich met onverstandige experimenten in te laten’.
We weten allen, dat die ‘onverstandige experimenten’ toch gekomen en uitgelopen zijn op de meest geraffineerde vervolging van de betrokken bevolkingsgroep. Ook in Duitsland dus aanvankelijk geen antisemitisme als zodanig en op de duur zowel in theorie als in de praktijk een afschuwelijke lastercampagne, gevolgd door ontrechting en daadwerkelijke uitdrijving. Hier zal het niet anders gaan, wanneer onze angst en weifelmoedigheid hun aan de macht zouden laten komen. Met de pure demagogie, die het fascisme en nationaalsocialisme overal van de prilste aanvang af heeft gekenmerkt, verschuilt zich ook ten onzent nog het antisemitisme, maar hoe onvoldoende reeds, achter aanvallen op Joden, hetzij, omdat zij ‘marxistisch’, hetzij, omdat zij ‘kapitalistisch’ zijn. Bij Mussert heet, precies als bij Hitler, zowel het ‘wereldkommunisme’, als het ‘internationale kapitalisme’ het werk der Joden. Het eerste is ons gebleken uit het bovenaangehaalde citaat in de ‘Dresdner Anzeiger’. Het blijkt bovendien uit een verslag van diezelfde rede in ‘De Courant’ van 20 Juli 1936:
‘Het wereldcommunisme wordt verspreid door dat deel van het internationaal Jodendom, dat er overal uitgegooid wordt. Wij zullen de Joden beoordeelen naar hun daden, de goeden hebben van ons niets te vreezen, de slechten zullen vanzelf verdwijnen als wij aan het bewind komen’.
| |
| |
Het tweede blijkt uit de campagnes tegen een aantal op de voorgrond getreden Joodse kapitalisten, zoals de heren Mannheimer, Van den Bergh en Zwanenberg. (Volk en Vaderland, resp. van 17 Juli, 22 Mei en 7 Aug. 1936).
Het stukje van 22 Mei tegen de familie van den Bergh luidt als volgt:
Tegen elk risico verzekerd: Salomon v.d. Bergh is lid van den Vrijheidsbond, Sidney v.d. Bergh, zijn zoon, is lid van de Vrijz. Dem. Partij, George v.d. Bergh, zijn tweede zoon, is lid van de S.D.A.P.
Die schijnbare tegenspraak om zowel het bolsjewisme als het kapitalisme openlijk of bedekkelijk den Joden in de schoenen te schuiven is in werkelijkheid geen tegenspraak. Deze manoeuvre heeft in het nationaalsocialisme twee functies, die met het sociale dubbelwezen van het nationaalsocialisme volkomen overeenstemmen. Het nationaalsocialisme is, overal, doortrokken van een klein-burgerlijke ressentimentsideologie, die sociaal op de noden van de middenstand, psychologisch op een minderwaardigheidsgevoelen berust. Het antisemitisme nu dient het, overal, als compensatie van dit minderwaardigheidsgevoel. Het Jodendom is de ‘zondebok’, die de woestijn in gestuurd wordt, om het ‘eigen volk’ van zonden te bevrijden - een Joodse ‘uitvinding’ en een Joods beeld overigens. En omdat nu zowel het bolsjewisme, dat die middenstand tot voor kort met onteigening bedreigde, als ook het kapitalisme, dat die onteigening bezig is te voltrekken, de schrik voor die middenstand is, wordt het Jodendom zowel met de schuld voor het één als met het ander beladen en - de woestijn ingestuurd. Degenen, die met het minderwaardigheidscomplex behebt zijn en daarom het Jodendom haten, bemerken daarom de tegenspraak niet en begrijpen evenmin, dat door de uitdrijving van de
| |
| |
zondebok noch het een noch het ander wordt aangetast, eenvoudig, omdat geen van beiden Joodse, maar beide maatschappelijke verschijnselen zijn.
Zo moet het nationaalsocialisme dwangmatig tot antisemitisme komen of het wil of niet. Het is er reeds toe gekomen, ook hier. Het ‘en’ uit de titel, bij het begin van dit onderzoek slechts een grammatikale verbinding, is bij het einde daarvan van functionele betekenis gebleken. Het antisemitisme behoort bij het nationaalsocialisme, zoals de stank bij ontbinding. En allen die omgekeerd in het antisemitisme het gevaar zien van een terugval der beschaving in middeleeuwse barbaarsheid moeten reeds op grond daarvan het nationaalsocialisme afwijzen en bestrijden. Onze houding in het Joodse vraagstuk, dat wij, evenals de Engelsen, slechts kenden als een herinnering aan een oudere beschavingsperiode, vóór het nationaalsocialisme er een van trachtte te maken, kan geen andere zijn dan deze: wij kennen geen Joden en Nederlanders. Wij kennen slechts Nederlanders of zij nu Jood, katholiek, gelovig of ongelovig, groot, klein, zwart of blond zijn. Hun godsdienst is voor ons privaatzaak, zo goed als hun neus, hun schedelindex en hun haarkleur. Wij beoordelen allen naar hun daden. Zo ergens, dan hebben we hier een erfgoed der vaderen te behoeden. In verdraagzaamheid ging niemand minder dan Willem van Oranje ons voor. Als wij op één punt ‘ons zelf willen zijn en blijven’ naar het waarlijk koninklijk woord zijner afstammelinge, dan blijve elk antisemitisme onze volksgemeenschap eeuwig vreemd. |
|