De Vyftien mysterien van den rosen-crans van die H. Maget Maria(1636)–Anoniem Vyftien mysterien van den rosen-crans van die H. Maget Maria, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Een Liedeken vande boet. IEsus roept u o Sonders aen, Met wt gespannen ermen, Al waert ghy schoon wt marmorsteen, Ghy sout u toch erbarmen, Weyn o weyn meyn frommer Christ Dit doet die u Heylant ist V hoochste schat op eerden. Heeft Godes Soon op sulcken wijs, Den hemel moeten copen, Meynt ghy wollet int Paradijs, Met stevel en sporen lopen, Neen och neen mijn vroomen Christ, Denckt hoe eng dat doexken ist, [pagina 9] [p. 9] Wie weet wie 't mocht gelingen. Daerom ylt, loopt, siet Iesum an, Van hooft tot anden voeten, Bedenckt u wel het gaet u an, Wat ghy noch hebt te boeten, Wein och wein mijn vrommer Christ Denckt dat dit u Richter is, Dien alle herten open. Of wel den Moorder in Goods hant, Sijn Siel heeft laten varen, Wilt ghy daerum oock an het endt, Te sondigen verharren, Neen och neen mijn vrommer Christ, Denckt dat seer gheverlijck is, Ick sorgh het mocht u felen. Siet an dat Cruys en grote liefd, Die Godt u heeft bewesen Dat Godes Soon glijck als een dief Voor u heeft sterven moeten Wein och wein mijn vrommer Christ Denckt wat voor een wonder is Dat Iesus voor u lijde. Door Cruys en lijden yder man Soo staet den hemel open, Gewis het u wel felen kan Soo ghy woudt anders hopen, Neen neen Christ het moet toch sijn. Geeft u daer geduldich in, Met Iesu moet het lijden Verleent my dan mijn hooghste goet Vergifnis mijnder sonden En door u rosenverwich bloet By u genaed te vinden, Dan by u Heer Iesu Christ [pagina 10] [p. 10] Nu mijn Hoochst begeren is Te leven en te sterven. Vorige Volgende