Het vrolyk Catootje(1802)–Anoniem Vrolyk Catootje, Het– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 62] [p. 62] Een Nieuw Lied. Mogt ik eindelyk u beminnen, O schoonste die myn hert bekroont, En door blydschap u verwinnen, Dat gy wederliefde toont. bis. Ik zal niet begeren, maar van my weren, De Jonkmans reden zyn als de wind, Die zig heen en weder keeren, Zo men dagelyks ondervind. bis. Gy alleen zyt myn uitverkooren, Zo lang ik leef op het aardsche dal, Aan u heb ik myn trouw gezworen, Tot dat de dood ons scheiden zal. bis. Men ziet het huwelyk dikmaals gruwelyk, Menig verdrinkt eer hy water kent, En dan leven zo afschuwelyk, Zo als men dikmaals ondervind. bis. Wat kweld gestadig in uw gedagten, God heeft ingesteld den trouw, Hoe kan gy het huwelyk dan veragten, Dat niet wettig wezen zou. Gy zult myn bewegen, ik heb daar niet tegen, Maar verzind eer gy begint, Minnaar staat het niet geschreven, Daar men 't huwelyk samen bind. bis. Wil tog ontvangen, met groot verlange, De trouw al van myn regterhand, Komt treed toe, en toef niet lange, Wy gaan in den egten band. bis. Vorige Volgende