| |
| |
| |
't Voorledene en tegenwoordige.
Wys; Pantelon,door kunst verheven.
Wat baat uw onzinnig woeden,
Zoek u lust in tegenspoeden,
Zyt te vreden met uw staat;
Moet uw macht en dwangzucht zwigten,
Dit viel Koningen ten deel,
't Noodlot laat zich niet verpligten,
Elk zyn beurt is niet te veel.
't Goed Fortuin, den zon der Groten,
Ziet men ondergaan en op,
Dan verheven, dan verstoten,
Eerst ten throon, en dan de schop;
Dult dat alles eens verandert,
Want op Nederlandsch toneel,
Voegt geen Slaaf of Alexander,
Elk zyn beurt is niet te veel.
| |
| |
Nero's die de kronen torsten,
Dwingelanden, zonder tal,
Die na 't bloed der Burgers dorsten,
Komen eindelyk eens ten val.
Gy, een Worm by die Tierannen,
Zyt een stip by 's Volks geheel;
Staak uw god oos zamenspannen,
Elk zyn beurt is niet te veel.
Denk hoe eertyds Philips van Spanje,
Als een Overheerscher voer,
Meestor wierd van Schip en Roer:
Maar de tweede, Piet te Vrede,
Droeg haar alles op, geheel,
Hy verloor het al daar mede.
Elk zyn beurt is niet te veel.
De derde Willem, trots en machtig,
Was voor Nederland te groot,
En wat al te Koning agtig,
Doch dien Afgod raakte ook dood;
Toen zag men elk rollen spelen,
Op ons Vaderlandsch toneel,
Alle macht het Volk ontstelen,
't Was uw beurt, maar ach! te veel.
| |
| |
Maar om uw dwinglandy te snoeren,
Zag men weder het Gemeen,
't Welk, door schyn zich laat vervoeren,
Gingen toen een Telg verkiezen,
Wien het alles viel ten deel,
Maar dat kwam den Zoon verliezen,
Elk zyn beurt is niet te veel.
Laten wy, by dit vergaren,
Klaarder zien uw helsch bestaan,
Te rugge treên maar drie, vier jaren,
Toen gy randde Oranje aan,
En gy schreeuwde, als Heeren Staten,
Onder schyn, voor 't Algeheel,
Dat ieder zich moest Waap'nen laten,
Groot of klein, 't was evenveel.
Gy dagt niet, twee jaar geleden,
Dat men, vloekb're Aristocraat,
Bemerkte ook uw gruwelheden,
Die gy in uw boezem draagt.
Dat men dorst met macht bespringen,
Uw te boog verbeven deel;
Maar toen vloekte gy de klingen,
Elk zyn beurt is niet te veel.
| |
| |
Nu zit gy weer hoog verheven,
En verdrukt weer Neêrlands Volk;
Al ons rechten gy weerstreven
Durft, - maar vreest den dolk!
Dien noch eens u ziel zal treffen,
Ja, het word gewis uw deel!
God zal Vryheid weer verheffen,
Elk zyn beurt is niet te veel.
|
|