De vrolyke zanger(ca. 1793)–Anoniem Vrolyke zanger, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 2] [p. 2] De goede keus. Wys: 't Oprecht gemoed kan my behagen. 1. EEn vrekke Jong'ling kieze een Pronkst[uk] Gesierd met paerl' en diamant, Met zyde stof, een reeks van linten En konstig fyn gewerkte kant, Hy vestig steeds zyn oog op schatten, Op blinkend goud, op huis of [l]and, Om, daar door, als een Heer te leeven In een verheven grootschen trant. bis. 2. Een ander Kiez' weêr een Coquette Met rood en wit vernis gesmeerd, En die in slinksche minnestreken Geheel en al is uitgeleerd, Die slegts door valsche pronkeryen, Het oog des Minnaars loos verblind, En t hart, door schyn-schoon sterk getroffe[n] Geheel en al aan zich verbind. bis. 3. Maar ik voor my ik schuw de schoonen Die zich met zulk een pronkery, Met zulke vuige walg'lykheden, [pagina 3] [p. 3] Vertoonen in den Maagden-ry: [D]ie al haar schoonheid slegts ontleenen, Van smeersel steen, en aart en stof, [O]f minnelist; ja, deez' ontbeeren Ook aller braave Minnaars lof. bis. 4. [D]e eenvoudigheid kan my gevallen, Een Meisje, die 't natuurlyk rood [In] zuiv're schaamt' de kaakjes schildert, Geheel van vuig vernis ontbloot, [Z]oo'n edle Maagd kan my bekooren, Die goud, noch paerle, noch robyn' [O]f zyde stof, of kant of linten Behoeft, om waarlyk schoon te zyn. bis. Vorige Volgende