De vrolyke prinsman, zingende allerhande nieuwe liederen

[p. 13]

Der Vorsten Vrienden Vriendschap.

Stem: Hoe zoet is 't daar de Vriendschap woond.

ô Vyftal alwaar ge u bevind,

In Stad of Vorstelyk Loo,

De Vriendschap is 't die u bemind

Ja, eeuwig blyft het zoo,

Verborgen of in 't openbaar,
Mint 't grooste deel van Neêrlands schaar,

Den Vorst, den Vorst, den Vorst.

Dat staaft de Vriendschap, ja ons hart

Gloeid van Oranje Men;

Geen Draak hoe of hy blaast of sart,

Dryft die uit onze zin,

Veel meer groeit nog de Vriendschap aan,
Tot spyt van die ze tegen staan.

Hoezée! Hoezée! Hoezée!

Ja, Dierb're Vorst voor 't Vaderland,

Of schoon gy word gezard

Door Onweetende aangerand,

God steunt u in deez' smart,

Blyf in u hoope steeds voortgaan,
En neemt het in geduld tog aan,

Gestaag, Gestaag, Gestaag.

Wy bieden u beminde Vorst

Onz' Vriendschap heeden aan,

Schoon helsch fenyn naar wraake dorst

Houd moet en blyft steeds staan,

[p. 14]

 

Wagt op des Hemels Albesluit,

 

Die zal 't ten goede werken uit,

 

Door tyd! door tyd! door tyd!

De Vriendschap die ons hart bewoont;

Voor all' die de uwen zyn,

Die lyd niet dat gy word gehoont,

Van eenig helsch fenyn,

Zy noemen zig een Vryheids-Zoon,
En staan uw Erfregt na de kroon,

Te snood ... ja al ... te snood.

Verdrukte Vorst van Nederland,

Blyft gy ons Palinuur,

De Vriendschap rykt u hart en hand

Voor eeuwig op den duur:

Kom aan, Kom aan, spreekt voor u regt
Gelooft ons-hart dat is opregt:

Hoezée! Hoezée! Hoezée!