De vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft(1781-1782)–Anoniem Vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De vleyers. De Terragoniers, vermaard als wyze kwanten, Gelyk den Lezer is bewust, Verzonden op een' tyd de wysten als Gezanten Naar Romes Keizer, Vorst August, Om hem, tot vordring van hun staatsbelang en zaken, Een deftig kompliment te maken. Zy kwamen by dat schrander hoofd. Elk hunner heeft om stryd zich wakker uitgesloofd, Om hem, wien 't moeilyk viel wat om den tuin te leyen, Door hoofsche woorden braaf te vleyen. [pagina 88] [p. 88] Iets vreemds, dus was de taal, die raadzaamst werd gekeurd, Iets vreemds, ô groote Vorst! in onze Stad gebeurd, Zal uw verheven ziel bekoren: Wy willen 't wonder u doen hooren. Een Altaar, tot uwe eer gestigt, Met groote kosten opgerigt, Pronkt met een Palmboom, die van zelfs is opgekomen, En die zyn takken zoo voor 't oog te pronken stelt, Als de allerschoonste van die Boomen, Die immer groeide in 't open veld. Augustus lachte, en zei: wat hebt gy fraai gesproken! 'k Ben overtuigd, uit uw verhaal, Dat op die plaats niet menigmaal Het heilig vuur is aangestoken. Vorige Volgende