De vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft(1781-1782)–Anoniem Vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De vernoegde egtgenooten. In Engeland, waaruit veel wonders wordt geschreven, Mag ieder Paar, een jaar en eenen dag getrouwd, Zoo ze in dien gantschen tyd niet met elkander keven, En hun voltrokken egt hen nimmer heeft berouwd, Op zekre plaats den Regter vragen Om eene zyde Spek, die hun besproken is, Wier leven, vry van ergernis, Bestond uit vreedzame en geruste huwlyksdagen. Een man, belust op Varkensvleisch. Begeeft zich met zyn wyf op reis, En zegt bevoegd te zyn om dit geschenk te ontvangen: Dewyl hy, op dien zelfden dag, Haar, die hy Ega noemen mag, Waar' hy niet reeds getrouwd, ten huwlyk zou verlangen. De Vrouw bevestigt dit berigt Van haaren Egtgenoot: wie, zegt ze, kent de weelde, Waarin ik door myn huwlyk deelde Met hem, die met geen bang gezigt My in den langen tyd van drieënvyftig weken, Zoo lang noemde ik hem man, nog ooit heeft aangekeken? Wy waren altyd wel te moê. De Regter sloeg geloof aan 't geen hy hoorde zeggen. [pagina 268] [p. 268] En wees hun 't spek gewillig toe. Dit agtte hy zyn pligt, en kon het niet ontleggen. Hy sprak de luidjes aan, en zeide: om met gemak 't Geschenk naar huis te kunnen dragen, Hebt ge eenen zak van doen: of kruit ge 't op een' wagen? De Man vertoonde sluks een' zak. Die zak is veel te klein voor 't zystuk, sprak de Regter. Daar heb je 't, riep terstond de goede Huisvoogd uit, Ik heb het wel gezeid: nu is het spel verbruid. 'k Heb t'huis een' grooter zak: myn Vrouw koos dezen egter, En 't geen zy wil moet vast geschiên. De Vrouw begon haar' man gramstoorig aan te zien, En nam een houding aan als of zy wilde kyven. De Regter merkte wel, hoe vreedzaam 't gantsche jaar Gesleten was by 't lieve Paar, En sprak: het is genoeg; laat hier het Spek maar blyven. Vorige Volgende