De vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft(1781-1782)–Anoniem Vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Krispyn, zoetelaar. Toen de oorlog, in de vorige eeuw, In Neerland woedde, en daar een leger deed kamperen, Veilde eene vrouw, om zich fatzoenlyk te generen, In 't heir haar bier met groot geschreeuw. Zy had een tent gemaakt, waarin zy was gezeten, En deed, welsprekend, haar belang den Krygsknegt weten, Met roepen: hier! 'k heb lekker bier: Twee stuivers voor de flesch. Soldaatjes hoort! komt hier! Krispyn, die afgerigt op klugten, En lang aan potsen was gewend, Posteert zich agter hare tent, En roept: hier moet je zyn! 'k doe al de neering vlugten Van dat bedrieglyk wyf: myn bier is beterkoop. [pagina 225] [p. 225] Zy eischt twee stuivers voor de flesch: ik geef een stoop Voor twalef duiten, voor twee blanken. Het wyf herhaalt hare oude klanken, En tiert op d' ander met een schrikkelyk misbaar. Al schreeuwt die schelm wat hard, zoo spreekt ze, 't zal niet baten. Men zal 't vervalschte bier hem laten, Al is het zoo goedkoop: men kent myn beste waar. Terwyl zy schreeuwt en tiert, komt een om bier te koopen. Zy draait het kraantje los: daar komt geen vogt uit loopen. Men onderzoekt de zaak, en de afgerigte vent Had juist een gat geboord aan de andre zy der tent, En wist een kraan 'er in te steken. Hy had al 't bier verkogt, en was zyn plaats ontweken. Vorige Volgende