De vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft(1781-1782)–Anoniem Vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende 230. Het vrouwmensch. Neel kreeg een' dienst aan 't Hof, en moest daar trouwheid zweeren; Men vroeg haar wat ze was een vrouw of weeuw of maagd? Myn Heeren, zei ze, een maagd: men poogde haar te leeren Hoe elk, die valschheid spreekt, zich zynen eed beklaagt. Wanneer zy zweeren zou dan mogt 'er niets aan scheelen. Maar al 't geteem begon het meisje te verveelen. 't Waar best, Myn Heeren, sprak ze, ik heb my nu bedagt, Dat gy my op de lyst maar als een vrouwmensch bragt. Vorige Volgende