De vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft(1781-1782)–Anoniem Vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende 66. Op Davus, aan Cassiaan. Dat elk van Davus deugd steeds stoft met vollen monde, Verdient, ô Cassiaan! myns oordeels, niets geagt: Hy loopt niet buiten maat, maar 't schort hem aan de magt. De zonde wykt van hem: niet Davus van de zonde. De geldnood toomt hem in: maar 't is een eerlyk man, Die eerlyk leeft en wel, ook als hy kwalyk kan. Vorige Volgende